In het Antilliaans Dagblad is een interessant opiniestuk verschenen over Suriname en de komende ontwikkelingen. Dit stuk is geschreven naar aanleiding van kritiek die er in het land zou zijn geuit naar aanleiding van “Suriname Week” op de eilanden. Wat dat precies inhoudt is online niet te achterhalen. Wel is bekend dat op deze eilanden een aantal Surinamers woont. In de krant staat dat de Suriname Week mede tot doel had om de culturele en handelsbetrekkingen tussen Curaçao en Suriname te bevorderen, een initiatief dat door het bedrijfsleven aldaar als de lokale politici volledig zou zijn ondersteund. Er zouden ook 3 Antilliaanse ministers van Justitie op werkbezoek zijn in Suriname van 24-26 augustus 2023 waarover in de media ook melding is gemaakt. Tijdens het bezoek zal er een intentieverklaring tot samenwerking worden getekend tussen het ministerie van Justitie & Politie en de ministeries van de bezoekende landen, aldus de Communicatie Dienst Suriname
Het is altijd interessant om van regionale landen te lezen hoe burgers uit die landen over ons denken. Vooral als die mening in een vrije krant is gegeven, dus zonder rekening te houden met het eventueel schenden van gevoelens in Suriname. In deze gaat het om een Antilliaanse burger die graag zijn mening geeft in columns en ook aangeduid wordt als een schrijver. Deze schrijver is het niet eens met de mening van de Antilliaanse ex-premier Eugene Rhuggenaath dat Suriname gouden tijden tegemoet gaat. Suriname zou volgens de premier, dat beweert de schrijver, een waar El Dorado worden voor (Antilliaanse) ondernemers als gevolg van de recente olievondsten.
Rhuggenaath zou erin geloven dat de olievondsten zullen zorgen voor buitenlandse investeringen, economische voorspoed en exponentiele groei en ontwikkeling in Suriname. De schrijver is het daar niet mee eens. Hij verwijst naar Afrikaanse landen die ondanks zoveel rijkdommen, zoveel armoede kennen. Hij verwijst ook naar Venezuela, een land met immense olievoorraden, goud en andere delfstoffen en mineralen maar ook een zendstaat van 2 miljoen vluchtelingen. De Antilliaanse schrijver keert dan terug naar Suriname en verwijst naar de inkomsten die Suriname geruime tijd had vanuit de werkzaamheden van Suralco ‘sedert 1916’. Hij beaamt dat Suriname enige ontwikkeling daardoor heeft meegemaakt, maar vindt dat Suriname zich in een ‘uiterst slechte staat’ bevindt.
Nu pas begint het dus interessant te worden, zo staan we dus op Aruba bekend, we wonen in een land waar het uiterst slecht gaat. Het is dus geen geheim dat we hier aan het sukkelen zijn. De schrijver geeft aan, en zeer terecht, dat niet zonder meer ervan moet worden uitgegaan dat de ontdekking van olie, Suriname uit de penarie zal halen. Hij constateert dat onder andere corruptie een obstakel is voor landen met veel rijkdommen om dit door te laten sijpelen naar de bevolking en te zorgen voor welvaart.
En nu komt het… ook in Suriname heerste en heerst er veel corruptie, dus kan het even goed gaan aflopen als in de Centraal Afrikaanse landen. De schrijver noemt de militaire periode en de NDP-regeringen. Ook geeft hij aan dat onder Venetiaan het ook niet echt gelukt is om maatregelen te treffen tegen corruptie. Het lijkt ook dat de Antilliaan kritiek heeft op het feit dat Venetiaan 3 keer president was en dat hij de laatste keer zelfs in die functie 77 jaar oud was. Opmerkelijk is ook dat de NDP-voorzitter getypeerd wordt als ‘massamoordenaar’ en ‘topcrimineel’. Ook van de huidige president zegt de schrijver dat die geen toonbeeld van een integere leider zou zijn en men zou geen zaken met hem willen doen vanwege nepotisme.
De Antilliaan vindt dat Suriname te kampen heeft met een imagoprobleem: door Bouterse en Brunswijk. Door deze heren zou Suriname, volgens het stuk, bekend zijn als een bananenrepubliek waar de rule of law niet serieus wordt genomen. Opmerkelijk is dat in het stuk wordt gesteld dat de NDP-voorzitter ‘nog steeds’ een belangrijke positie zou bekleden in het ‘Suri-kartel’ welke nauwe banden zou onderhouden met een kartel De Los Soles van Diosdado Cabello. Ook Brunswijk zou volgens de schrijver in de drugshandel zitten.
De Antilliaanse opiniemaker vindt dat er mensen van Suriname afkomst zijn, die hij Sranang Boys noemt, die vanuit Curaçao de handel met Suriname trachten te promoten. Hij vraagt zich af hoe ze met het imagoprobleem van Suriname zullen omgaan. Suriname zou een land zijn dat ‘tot op het hoogste niveau geïnfiltreerd is door de transnationale misdaad’. Suriname zou niet ver staan van Venezuela: een ‘state embedded criminal network’.
Ten slotte gelooft de schrijver (Lichtveld) er niet in, dat door de grote risico’s in Suriname, het de ‘Suriname-liefhebbers’ zal lukken om investeerders voor Suriname te vinden. Opmerkelijk in het geheel is dat naar verluidt de schrijver en (voormalig) politicus in 2003 strafrechtelijk veroordeeld zou zijn tot zes maanden onvoorwaardelijk celstraf in de zogenaamde ‘Post N.V.-fraudezaak’.
Het is inderdaad interessant om eens te vernemen hoe wij buiten te boek staan. We hebben hier een opiniestuk besproken, kennelijk van iemand die iets heeft tegen de aldaar aanwezige Surinamers, de algemene indruk in de regio zal iets ernaast moeten liggen. Onze regeerders moeten wel ervan doordrongen zijn dat door hun keuzes en hun achtergronden, Suriname op een bepaalde manier te boek kan en zal staan. De wereld is klein, Suriname is geen geheim.