De derde EU-ECLAC Summit is nu gaande in Brussel. Daarover is in het nieuws verschenen een vervolgbericht van het bezoek van de Nederlandse politicus Timmermans over klimaatverandering. ECLAC staat voor de VN Economische Commissie Latijns Amerika en Caribisch Gebied. Er is hier een bericht gelanceerd, dat de EU ondersteuning wil bieden zodat Suriname zijn carbon-negatieve status kan behouden. Suriname is een van de zeer weinige landen, in feite maar 3, in de wereld die meer carbon absorberen dan ze uitstoten. De carbon wordt geabsorbeerd door de bossen. Suriname gebruikt haar bossen op verantwoorde en ook onverantwoorde manier zodat Surinamers een middel van bestaan hebben. Het bos wordt gekapt voor hout. De bodem van het bos wordt omgewoeld om er goud uit te halen. Deze activiteiten die enkelen enorm veel geld opleveren, zorgen voor vernietiging van het milieu en vergiftiging van de Surinaamse mens.
Er is bericht dat de regering van Suriname ondersteuning wil van de Europese Unie. Suriname wil een strategie uitzetten om de carbon negatieve status dat het land heeft, te kapitaliseren dus om te zetten in kapitaal. Het effect daarvan zal zijn dat enkele ondernemers geen economische activiteiten zullen kunnen ontplooien of andersoortige activiteiten zullen moeten ontplooien. De vraag is of ze bereid zullen zijn om deze omslag te maken.
Suriname zou om kapitaal te krijgen voor het laten staan van het bos enkele voorstellen hebben ingediend, althans dat begrijpen we uit het bericht. Over deze voorstellen is er niet veel bekend gemaakt door de regering en is er daarover dus ook heel weinig bekend. In een bericht wordt gesproken over evaluatie en beoordeling van de ingediende voorstellen en dat stuk werpt ook vraagtekens op. Suriname zou zelf geen deskundigheid hebben om ingediende voorstellen te beoordelen, maar dienen deze voorstellen niet door de verstrekker van het kapitaal te worden ingediend?
De Europese Commissie zou Suriname willen ondersteunen zodat het land op de carbonmarkt toegang krijgt. De UNDP vindt dat carbonmarkten (koolstofmarkten) heel erg belangrijk zijn. Koolstofmarkten zijn een handelssystemen waarin koolstofkredieten worden verkocht en gekocht. Bedrijven of individuen kunnen koolstofmarkten gebruiken om hun uitstoot van broeikasgassen te compenseren door koolstofkredieten te kopen van entiteiten die de uitstoot van broeikasgassen verwijderen of verminderen. Eén verhandelbaar koolstofkrediet is gelijk aan één ton koolstofdioxide of de equivalente hoeveelheid van een ander broeikasgas dat is verminderd, afgezonderd of vermeden. Wanneer een krediet wordt gebruikt om emissies te verminderen, vast te leggen of te vermijden, wordt het een compensatie en is het niet langer verhandelbaar.
Er zijn twee soorten koolstofmarkten: verplichte en vrijwillige.
De verplichte markten worden gecreëerd als gevolg van nationale, regionale en/of internationale beleids- of regelgevende vereisten. Vrijwillige koolstofmarkten – nationaal en internationaal – verwijzen naar het op vrijwillige basis uitgeven, kopen en verkopen van koolstofkredieten. Het huidige aanbod van vrijwillige koolstofkredieten komt meestal van particuliere entiteiten die koolstofprojecten ontwikkelen, of regeringen die programma’s ontwikkelen die zijn gecertificeerd door koolstofnormen die emissiereducties en/of -verwijderingen genereren. De vraag komt van particulieren die hun ecologische voetafdruk willen compenseren, bedrijven met duurzaamheidsdoelstellingen voor bedrijven en andere actoren die kredieten tegen een hogere prijs willen verhandelen om winst te maken.
Een verplichte carbon markt zijn emissiehandelssystemen (ETS). De Europese Unie lanceerde ’s werelds eerste internationale ETS in 2005. In 2021 lanceerde China’ s werelds grootste ETS, dat naar schatting ongeveer een zevende van de wereldwijde koolstofemissies door de verbranding van fossiele brandstoffen dekt. Er zijn nu veel meer nationale en subnationale ETS actief of in ontwikkeling. Een ander voorbeeld is het Clean Development Mechanism (CDM), aangenomen in het kader van het Kyoto-protocol in 1997. Onder het CDM hebben emissiereductieprojecten in ontwikkelingslanden koolstofkredieten gegenereerd die door geïndustrialiseerde landen worden gebruikt om een deel van hun emissiereductiedoelstellingen te halen.
De zaak van de carbon credits is heel moeilijk te relateren naar de Surinaamse situatie, omdat organisaties als de UNDP verzuimen om de zaak heel concreet en begrijpelijk te brengen. De zaken worden heel cryptisch gebracht op websites die voor normale burgers zijn bedoeld. Ook verzuimt UNDP om concrete voorbeelden met landen en bedrijven te noemen.
Ook in Suriname zijn de mensen die op het gebied van milieu actief zijn, niet in staat om de zaak te vertalen en begrijpelijk te brengen. Gevolgen van carbon credits zullen zijn bescherming van het Surinaamse bos en vermindering van handelingen die een negatieve impact hebben op de carbon negatieve status en het conserveren van het milieu. En hier zijn veel persoonlijke belangen mee gemoeid die indruisen tegen belangen van de samenleving. Er zitten toppers in de regering, zoals de vp, die tot de grote milieuvernietigers behoren. Dan wordt het als regering moeilijk.