De Surinaamse coalitie en de commissie van rapporteurs heeft zich positief getoond voor Suriname’s toetreding tot de Caribbean Development Bank (CDB). Daarvoor is een wet tot toetreding tot de bank gisteren in behandeling genomen. Opmerkelijk en heel bezwaarlijk is dat de wet heel summier is toegelicht. Dat komt na lange tijd voor dat de artikelen van een wet niet artikelsgewijs worden toegelicht. De rode draad achter de voorgenomen toetreding van de Surinaamse regering werd door onder meer het rapportagecommissielid Abdoel gepresenteerd: de verruiming van externe bronnen voor financiering van het Surinaams ontwikkelingsprogramma mede tegen de achtergrond van de verminderde geldstroom gebaseerd op het ontwikkelingsverdrag met voormalig moederland, Nederland. De CDB is opgericht middels de ondertekening van de “Agreement Establishing the Caribbean Development Bank†op 18 oktober 1969 en trad in werking op 26 januari 1970. Het doel van de CDB is het bevorderen van een geharmoniseerde economische groei en ontwikkeling van de lidlanden, alsmede het stimuleren van de economische samenwerking en integratie tussen deze lidlanden. Bij het aangaan van het lidmaatschap van de CDB zal Suriname als lidland gebruik kunnen maken van leningen en schenkingen ten behoeve van capaciteitsversterking- en gemeenschapsprojecten, die het veelvoud zijn van de te betalen contributie. Daarnaast kan Suriname, kosteloos, een beroep doen op de CDB voor technische assistentie op macro -economisch gebied, staat in de summiere toelichting. De toelichting legt voorts uit dat ten einde de CDB in staat te stellen haar doelstellingen te bereiken en de haar opgelegde taken te vervullen, er op het grondgebied van elke lidstaat aan de bank immuniteiten en voorrechten worden toegekend. Ingevolge artikel 56 van de CDB-overeenkomst dient iedere lidstaat de nodige stappen te ondernemen om op zijn grondgebied aan de bepalingen, neergelegd in deze artikelen, uitvoering te geven.
Onder de leden bevinden zich borrowing en non-borrowing members, leden die mogen lenen en leden die niet mogen lenen. Onder de non-borrowing leden behoort zelfs China. De vraag rijst wat het belang van een land als China is om non-borrwing lid van de CDB te zijn. De leden worden verdeeld in regionale en niet-regionale landen. De CDB heeft volgens een oppositielid geen groot bedrag aan uitstaande leningen. Aan de andere kant is ook gesteld dat er landen zijn, waaronder Guyana, die over de afgelopen 6 jaren geen gelden heeft getrokken, in tegenstelling tot bijvoorbeeld andere landen waaronder Trinidad en Jamaica die van 2 tot 5 maal meer hebben getrokken dan ze aan contributie hebben betaald. Onder het Herziene Verdrag van Chaguaramas wordt gesproken over een ontwikkelingsfonds. Dat fonds staat bekend als de Caribbean Development Fund. Die staat dus los van de CDB, die niet veel te maken heeft met Caricom. De toetredingswet regelt betalingen die door de regering dienen te worden voldaan. De opmerking is gedaan dat hierbij en ten aanzien van CDB-leningen rekening wordt gehouden met de Comptabiliteitswet en de Wet op de Staatsschuld. Uit de bespreking blijkt dat de CDB in eerste instantie bedoeld was voor de Common Wealth-landen. DNA-leden waren geïnteresseerd in het bestaansrecht en de stabiliteit van de CDB in het kader van de economische malaise in Europa en de fragiele economieën die lenende leden zijn. De opmerking is tevens gemaakt dat IDB veel voordeliger uitpakt dan CDB. De vraag is waarom de CDB bij het overwegen van leningen te sluiten door Suriname, boven IDB wordt geplaatst. De opmerking werd ook gemaakt wat de toetreding van Suriname kan betekenen voor onze kredietwaardige ratings. Dit in het kader van bijvoorbeeld de downgrading van een lid van de CDB zoals dat bijvoorbeeld dreigt te gebeuren met Jamaica.  Interessant is dat gesteld wordt dat ook Surinaamse ondernemers gebruik mogen maken van de CDB.
De toetreding tot de CDB kan voordelen en nadelen hebben, echter is die afweging niet gemaakt in de toetredingswet. De zeer summiere toelichting is heel bezwaarlijk. De wet is zeer haastig in elkaar gezet, zelfs de Juspol-afdeling die wetten screent is niet geraadpleegd. Daarom is de wet qua opzet als gelet wordt op de officiële ‘Wet- en regelgevingstechniek’ heel erg vreemd. Zo wordt in de wet gesproken over lidlanden, terwijl een Surinaamse wet geen jurisdictie heeft over die lidlanden. De wet moet de relatie tussen de CDB en Suriname regelen. Met de Surinaamse toetreding wordt de groep regionale landen uitgebreid naar 19. Nu zijn de regionale leden: Anquilla, Antiqua and Barbuda, Bahamas, Barbados, Belize, British Virgin Islands, Cayman Islands, Dominica, Grenada, Guyana, Haiti, Jamaica, Montserrat, St. Kitts and Nevis, St. Lucia, St. Vincent and the Grenadines, Trinidad and Tobago en Turks and Caicos Islands. Er zijn zogenaamde 3 ‘andere’ regionale landen: Colombia, Venezuela en Mexico. De niet-regionale leden zijn China, Duitsland, Italië, Engeland en Canada. Hoeveel toegankelijk de bank voor Suriname is en de feasibility van leningen van deze bank zal later blijken. In elk geval is beweerd dat veel landen die trekken aan de middelen van de bank landen zijn met een behoorlijke buitenlandse schuldenprobleem, hiermee verschilt Suriname met deze landen. De focus zou onder meer ook liggen op de LDC’s (de minder ontwikkelde landen) waartoe Suriname niet behoort. De toetreding van Suriname tot de bank wordt mede geïllustreerd op een ‘klacht’ van het bedrijfsleven (VSB, Asfa en KKF) dat we op gegeven moment nog niet hadden getrokken aan het Caricom-gelieerde Caribische Ontwikkelingsfonds. Toen was aanbevolen om ook toe te treden tot de CDB. Even kijken hoe de business de vleugels iets wijder uitslaat en de nodige banen creëert na onze toetreding.