Door de minister van Milieu zijn in DNA enkele vragen beantwoord met betrekking tot het milieu die we hier toch wel even nader moeten belichten. Maar, voordat we dat doen moeten we toch aangeven dat we het opvallend vinden, dat op de begroting van het ministerie enkele miljoenen meer voorkomen dan inderdaad nodig is en gevraagd wat betreft de bouw van een hoofdkwartier voor het ministerie. Aan de andere kant zou er op alle beleidsmaatregelen die belangrijk zijn voor Suriname zijn ingeknipt in de begroting.
Opvallend was dat de minister aangeeft, dat hij heel voorzichtig is met het claimen van internationaal kapitaal in ruil voor het laten staan van het bos. Er zou in de internationale handel van carbon credits een enorme corruptie plaatsvinden. Wij weten dat met name de rijke landen die geen carbon credits hebben, toch de beschikking hebben over carbon credit, zodat ze nog ruimte hebben om te vervuilen. Suriname hoeft geen corruptie te plegen om te profiteren van de carbon credits. Wij vinden niet dat de vrees van onze minister gegrond en gerechtvaardigd is.
De reden waarom wij geen ‘beneficiary’ kunnen zijn van het laten staan van het bos heeft met andere redenen te maken. De minister van Milieu heeft zich tegengesproken en heeft enkele van deze gronden genoemd. Suriname is al ‘tig’ jaren bezig met het zogenaamde Redd+, maar dat is een proces dat men niet heeft kunnen afronden en dat is niet verwonderlijk. In Suriname houden we ervan om veel over het milieu te praten in het Engels, waardoor 95% van de bevolking niets kan volgen. Dat is de werkwijze ook van het NIMOS. Hetzelfde geldt ook voor Redd+. Daar zijn we vooral, naar het schijnt, bezig geweest om internationale belanghebbenden te bedienen en allerlei rapporten te schrijven. Suriname kan van de carbon credits ondanks dat we in een heel royale positie zitten: we zijn maar 1 van de 2 carbon negatieve landen in de wereld. Plus behoren we tot de ‘most high forested’ landen in de wereld: dat zijn de landen met een hoge bosbedekkingsgraad (bekeken naar de oppervlakte van het land). We kunnen niet kapitaliseren, omdat we een zeer lage capaciteit hebben op het Milieu ministerie. Het milieubeleid heeft geen ambtelijk gezicht dat blijft terwijl ministers gaan en komen. De werkarmen van het ministerie zijn even zwak.
De minister heeft het over een dooddoener: ontbrekende wetgeving, maar de vraag is dan waarom deze zaken niet in orde worden gemaakt. Wij denken dat de grootste reden van het niet kunnen kapitaliseren van het milieu is dat het Surinaamse bos vernietigd wordt door een aantal ondernemers die een groot financieel belang hebben en een machtige politieke ‘leverage’. Deze ondernemers hebben grote politieke mobilisatiekracht. Het kapitaliseren van de carbon credits zou hen direct in hun zak treffen. We denken dan bijvoorbeeld aan de politieke toppers die nu in de regering zitten en die zonder acht te slaan op het milieu, goud graven en bomen omkappen. De geluiden zijn, dat deze politici niets eens belasting betalen en belastingambtenaren bedreigen als die ambtshalve belastingaanslagen opleggen aan deze politieke toppers. De Milieu-minister spreekt dus niet de waarheid over carbon credits. Hij dient net als de regering de belangen van de milieuvernietigers die een zware politieke lobby hebben.
Het binnenhalen van de carbon credits zal zware politieke onrust in Suriname veroorzaken. De maatregelen om het bos te beschermen zullen waarschijnlijk eindigen in plunderingen, vernielingen en brandstichtingen. En dan zullen er mensen van buiten naar radioprogramma’s bellen en zeggen dat ze plunderingen niet afkeuren.
Carbon credit (koolstofkrediet) is een verhandelbaar certificaat of vergunning die het recht vertegenwoordigt om een bepaalde hoeveelheid kooldioxide of de equivalente hoeveelheid van een ander broeikasgas (CO2) uit te stoten. Suriname heeft veel ruimte voor deze vergunning. Eén CO2-credit is gelijk aan één ton koolstofdioxide, of in sommige markten CO2-equivalente gassen. Aangezien projecten voor het beperken van broeikasgassen kredieten opleveren, kan deze benadering worden gebruikt om programma’s voor koolstofreductie tussen handelspartners over de hele wereld te financieren. Er zijn ook veel bedrijven die CO2-credits verkopen aan commerciële en individuele klanten die geïnteresseerd zijn in het verlagen van hun CO2-voetafdruk op vrijwillige basis. Deze CO2-compensatoren kopen de credits van een investeringsfonds of een CO2-ontwikkelingsbedrijf dat de credits van individuele projecten heeft samengevoegd. Kopers en verkopers kunnen ook gebruikmaken van een uitwisselingsplatform om te handelen, wat een soort beurs is voor koolstofkredieten.
Hoewel het in ontwikkeling blijft, wordt verwacht dat de waarde en handel in koolstofkredieten zal blijven groeien, vooral omdat verschillende regeringen zich hebben gecommitteerd aan “groen herstel” na de COVID-19 pandemische recessie. Er zijn twee soorten kredieten. Vrijwillige emissiereductie (VER) is een CO2-compensatie die op de vrijwillige markt wordt ingewisseld voor credits. Gecertificeerde emissiereductie (CER) is gebaseerd op emissie-eenheden (of credits) die zijn gecreëerd met als doel de emissies van een project te compenseren.
Suriname heeft mogelijkheden in de Forest Carbon Partnership Facility (FCPF), maar het eist strenge maatregelen. Suriname heeft in 2021 wel een carbon credit deal gesloten met Total Energies die USD 50 miljoen waard is. In ruil voor de vernietiging van het milieu van het naar bovenhalen van olie zal het bedrijf het kapitaal geven aan Suriname voor projecten gerelateerd aan bescherming van het milieu en het bos.