De hernieuwde interesse van het Indiase oliepalmbedrijf Food, Fats and Fertilizer Oilpalm (FFF, 3F Oil Palm) om zijn investeringsplannen in Suriname op te pakken, dient door terzake deskundigen van Surinaamse zijde goed te worden begeleid wil het een kans van slagen maken. Dit zegt ir. Richard Kalloe, oud-directeur van het toenmalige Patamacca Oliepalmbedrijf.
Tijdens een bespreking dat president Chandrikapersad Santokhi tijdens zijn bezoek vorige week aan India had met de CEO van FFF, Sanjay Goenka, heeft deze de hernieuwde investeringsinteresse van zijn bedrijf kenbaar gemaakt.
Kalloe is van 1983 tot aan het uitbreken van de Binnenlandse Oorlog in 1985 directeur geweest van het Patamacca oliepalmbedrijf en heeft daarvoor de ontwikkeling van het bedrijf van dichtbij meegemaakt. Het Ondiase FFF heeft in 2008 een Memorandum of Understanding (MoU) met de toenmalige regering getekend (Kabinet Venetiaan III) waarbij de toenmalige regering haar het gebied Apoera aanbood om een geïntegreerd olieplambedrijf op te zetten. Er is toen op basis van een businessplan een investeringsovereenkomst getekend. De overeenkomst moest toen nog alleen door de Nationale Assemblee worden goedgekeurd. Die heeft echter nimmer plaatsgevonden.
Verschillende besprekingen
In 2010 stond men op het punt opnieuw een investeringsovereenkomst te tekenen met de toen nieuwe regering (Bouterse I), welke op het laatste moment afketste vanwege intern verschil in visie binnen de direktie van de indertijd staatsinvesteringsbedrijf IDCS (Investment Development Corporation Suriname) waar Richard Kalloe deel van uitmaakte. De toen te ondertekenen overeenkomst was door Kalloe voorbereid. Een jaar later heeft Kalloe met goedkeuring van toenmalig president Bouterse de Presidentieel Development Foundation opgericht (PDF). Vanuit dePDF zegt Kalloe de technische besprekingen en voorbereidingen met FFF te hebben opgepakt. Opnieuw is toen daaruit een concept contract voortgevloeid. Maar weer ging ondertekening van het contract toen niet door, omdat gebleken is dat de terreinen die men op het oog had en die geschikt zijn voor de oliepalmteelt reeds waren uitgegeven door de toenmalige minister van Natuurlijke Hulpbronnen. Daarna zijn mede door tussenkomst van de toenmalige Surinaamse ambassadeur in India opnieuw besprekingen gevoerd. Daar zegt Kalloe geen enkele inbreng en betrokkenheid bij te hebben gehad. Volgens Kalloe zijn die besprekingen toen uitgemond in een contract. Het enige wat hij inhoudelijk van het contract weet is, dat men het Indiaas oliepalmbedrijf land zou toewijzen gelegen in de richting van West-Suriname. Daarna is het plots stil geworden rond de investeringsplannen van het Indiaas oliepalmbedrijf.
Geschiktheid gebied
Naar zeggen van Kalloe zouden de voornaamste redenen hiervan liggen in het feit, dat het Indiase oliepalmbedrijf na terzake ingewonnen advies van deskundigen het toe te wijzen gebied niet helemaal geschikt vond voor het opzetten van een olieplamindustrie. Het gebied zou te ver buiten de logistieke kanalen liggen. Bovendien zou het gebied daar niet helemaal geschikt zijn voor oliepalmteelt. De regenval zou daar minder goed zijn voor een optimale teelt van oliepalm. Transport over de weg van arbeiders en het product over de weg en eventueel over de corantijnrivier zou teveel kosten met zich meebrengen. Het investeringsrendement zou daardoor te laag uitvallen.
Het investeringsplan van FFF behelst een toe te wijzen gebied van bruto 50.000 hectare. Er komt een geïntegreerde oliepalmindustrie, waaronder een oliepalm aanplant en een raffinaderij. Halffabrikaten zouden volgens het plan naar India worden geëxporteerd, en voor de lokale markt zou spijsolie geproduceerd worden. Het investeringsproject zou na voltooiing tussen de 25 en 30.000 directe en indirecte arbeidsplaatsen bieden. Het oliepalmproject behelst een investering van ruim US$ 250 miljoen. Kalloe zegt dat voor dit investeringsproject belangrijk is de aanwezigheid van havenfaciliteiten waar schepen van 20.000 ton kunnen aanmeren, of de aanwezigheid van overslagplaatsen. Op dit stuk is volgens hem hiervoor de Paranam haven de plek bij uitstek. Voor wat betreft geschikte terreinen voor de oliepalmteelt ziet hij het gebied rond Ricanau en Koermotibo richting de Marowijnerivier als het meest ideale. De vraag is of deze gebieden nog vrij van concessie zijn. Hetzelfde geldt voor overige mogelijk geschikte gebieden in het land.
Kalloe spreekt de hoop uit dat de regering de hernieuwde investeringsinteresse van het Indiase oliepalmbedrijf FFF door terzake deskundigen serieus laat oppakken en te laten begeleiden, wil het tot concrete resultaten komen. “Anders is het weer de zoveelste gemiste kans om serieuze investeringen binnen te halen voor het land”, aldus Kalloe.
SS