Er schijnt enige beweging te komen in de zaak van de kieswetgeving in Suriname. Het kiesstelsel van Suriname is vervat in de kieswetgeving die als basis heeft de Grondwet. Het kiesstelsel regelt door de wijze van de zetelverdeling per district het gewicht van een stem van de stemmer / de districtsbewoner in elk district.
De klacht is er al lange tijd, dat in bepaalde districten de stem van de districtsbewoner luider klinkt en zwaarder weegt dan de stem van de stemmer in andere districten. Door het kiesstelsel waren er verschillen in het gewicht van de kiezer. We hadden zo de goedkope zetels in de districten waar het gewicht van een stem zwaarder woog en de dure zetels in de districten waar de stemmer een lichte stem hadden en waar hun stem niet zwaar woog. Goedkope stemmen waren te winnen met minder stemmen, dan het aantal welke men nodig heeft in de dure zeteldistricten zoals Paramaribo en Wanica. Dat verklaart bijvoorbeeld de verhouding nu tussen de NPS en de ABOP. Tijdens de verkiezingen in 2020 behaalde de NPS bijna 50% meer stemmen dan de ABOP, maar is het aantal zetels in DNA omgekeerd evenredig; de ABOP heeft meer dan het dubbele aan aantal zetels dan de NPS. De NPS heeft meer electorale aanhang, is dus een grotere politieke partij, maar in DNA heeft de NPS een stem die ruim minder is dan ABOP.
De ongezonde verhouding ABOP : NPS illustreert heel duidelijk hoe onrechtvaardig het kiesstelsel in Suriname is. Kortom, in Suriname hebben we niet gehad het systeem van one voter one vote. Met name in bepaalde rurale districten was het gemakkelijker om met minder stemmen een zetel in DNA te veroveren. Het aantal kiesgerechtigden en het aantal zetels gekoppeld aan dat aantal gaf in Suriname niet een vaste verhouding. Politieke partijen met grote mobilisatiekracht in de districten met de goedkope stemmen hebben het systeem verdedigd en het als voordelig ervaren.
Er is een reden aangevoerd om het systeem van ongelijkheid tussen de verschillende kiesgerechtigden in Suriname te verdedigen: de noodzaak voor een kunstmatige hogere vertegenwoordiging in DNA, omdat deze districten in een achterstandspositie verkeren. Deze reden gaat niet meer op na decennialange bevoordeling van deze districten, omdat een aantal zaken daardoor duidelijk zijn geworden. Indien de districten nog in een achterstandspositie verkeren, nog steeds, dan is dat het bewijs dat het systeem van bevoordeling niet werkt. Dat komt denken wij, omdat de DNA-leden uit de districten niet gaan voor fundamentele verandering in hun districten, ze hebben geen langetermijnvisie en verwaarlozen daarom bepaalde fundamentele zaken als onderwijs en alles daaromheen. De fundamentele verandering in de rurale gebieden en het binnenland wordt niet gepropageerd door de DNA-leden van die districten, maar door DNA-leden die in andere districten wonen. Dus we hoeven niet uit de regio te komen om de belangen van de regio te behartigen. Voorts moet nagegaan worden of er überhaupt sprake is van achterstand in die mate dat er van een positieve discriminatie gesproken kan worden.
Door het Constitutioneel Hof, CH, is de kieswetgeving als discriminatoir ervaren, waardoor kennelijk strijdigheid is geconstateerd met de anti discriminatiebepaling van artikel 8 van de Grondwet. Twee fundamentele artikelen van de kieswet zijn verklaard in strijd te zijn met het grondrecht ‘bescherming tegen discriminatie’, waardoor deze artikelen van rechtswege onverbindend zijn, dus niet geldig en niet meer bruikbaar. Van rechtswege betekent dat na de constatering van het CH, er geen nadere handelingen nodig zijn om de artikelen onverbindend te doen zijn. We hebben dus nu een situatie met kieswetgeving die door het ontbreken van vitale onderdelen onbruikbaar is. Met name is nu open hoe de zetelverdeling met district moet plaatsvinden en ook de wijze van zeteltoewijzing is onbekend. Het gedeelte van de knikkers is dus precies wat door de toespraak van het CH open is.
De taak die de regering nu heeft, als organisator van verkiezingen, om een nieuw kiesstelsel in place te brengen. Dat kiesstelsel moet genoeg politiek draagvlak hebben met name van de partijen vertegenwoordigd nu in DNA, anders is het moeilijk om het aan te nemen. Intussen zijn vanuit de regering pogingen ondernomen om systemen klaar te maken voor politieke bespreking.
Ook door de voormalige voorzitter van het Centraal Hoofdstembureau, de jurist Van Dijk-Silos, is een stelsel en een wetsvoorstel voorbereid als aanzet. De jurist praat nu over property rights en suggereert dat men haar voorstel kan aannemen en de wet naar haar zou kunnen noemen. We vragen ons af wat we dan moeten doen met de Surinamers die tientallen wetten hebben geconcipieerd en tot in DNA hebben verdedigd, maar waar nooit hun naam aan een wet is gekoppeld. De jurist moet als Surinamer een bijdrage leveren en niet gaan voor egotripperij. Er zijn mensen in Suriname die meerdere wetten hebben geconcipieerd en ook nog helpen verdedigen en die stellen zich nederig op zoals het een goede Surinamer betaamt.
We vinden het wel vreemd waarom de regering de deskundigheid van de jurist en voormalige voorzitter van het CHS niet gebruikt in het overwegen van een nieuw stelsel. De meest dissonante stem in het politieke spectrum is die van de ABOP, waar we zien dat de rede en ratio niet de boventoon voeren. Men schijnt los van de ABOP wel een gemeenschappelijke deler in de Surinaamse politiek te hebben gevonden, in die zin dat het systeem inderdaad als discriminatoir is geaccepteerd. Dat maakt dat het vinden van een nieuw stelsel gemakkelijker zal gaan.