Gisteren is door het Gerechtshof Amsterdam een belangrijke uitspraak gedaan in het ‘beklag’ van de Centrale Bank van Suriname (CBvS) en drie handelsbanken tegen een beslag, gelegd op een contant geldbedrag van 19,5 miljoen euro. Dat bedrag werd via Schiphol van Suriname naar Hong Kong vervoerd. Het hof is van oordeel, dat voor de strafzaak het niet langer nodig is een beslag voort te zetten. Het hof gelastte daarom de teruggave van het bedrag aan de handelsbanken.
Het klaagschrift is op 28 juni 2019 bij de rechtbank Noord-Holland ingekomen. Bij beschikking van 24 december 2019 heeft de rechtbank Noord-Holland het klaagschrift van CBvS gegrond verklaard. De rechtbank heeft het beslag toen opgeheven en de teruggave van het eerstgenoemde bedrag gelast door overboeking naar de rekening van CBvS bij de Nederlandsche Bank. Opmerkelijk was dat er in het bedrag twee valse coupures van € 500 bij waren en dat kan niet teruggegeven worden. De Nederlandse Officieren van Justitie waren tegen de beschikking van de rechtbank van Holland en een ‘hoger beroep’ ‘in cassatie’ ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft toen de beschikking van de rechtbank Noord Holland vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam. Daardoor konden de Surinaamse partijen het bedrag niet terug krijgen. Het Gerechtshof Amsterdam moest de zaak opnieuw behandelen en afdoen.
Maar wat ging er precies vooraf aan deze zaak?
Op 13 april 2018 heeft de douane te Schiphol een geldzending vanuit Suriname met bestemming Hong Kong zogenaamd aan een controle onderworpen. Op de vrachtpapieren stond de Centrale Bank van Suriname als ’shipper’ vermeld. Bij de vrachtpapieren was verder documentatie gevoegd over de inhoud van de zending die € 19.500.000,00 contant geld betrof. Volgens de documentatie was het bedrag afkomstig van enkele handelsbanken. In het vonnis staat dat de geldzending ‘douanetechnisch’ is stopgezet. Daarna is per e-mail gecorrespondeerd met de CBvS.
Uiteindelijk heeft de FIOD beslag gelegd op het bedrag. En nu komt het: volgens de plaatsvervangende advocaten-generaal was er sprake van een verdenking van witwassen. Het (ernstige) vermoeden bestond dat het inbeslaggenomen geldbedrag geheel of grotendeels (on)middellijk van misdrijf afkomstig was. De 3 handelsbanken en 5 in Suriname gevestigde geldwisselkantoren zijn door het Nederlandse OM als verdachte aangemerkt. Een deel van het inbeslaggenomen geld zou afkomstig zijn van deze wisselkantoren. De verscheping had als doel om de cash giraal te maken bij een buitenlandse bank die de cash zou ontvangen.
Van Surinaamse kant werd gezegd dat met de inbeslagname inbreuk was gemaakt op de immuniteit van CBvS als staatsorgaan. De CBvS heeft een beroep gedaan op (staats)immuniteit die haar volgens het volkerenrecht zou toekomen. Door de rechtbank Noord-Holland is dat beroep gehonoreerd. De Hoge Raad heeft in cassatie geoordeeld dat een Centrale Bank slechts aanspraak kan maken op immuniteit van inbeslagneming voor zover het eigendom van de centrale bank betreft. En moet het bedrag gebruikt worden voor de taakuitoefening van de centrale bank in verband met monetaire politiek en valutabeleid. Van geen van de 2 zaken was hier het geval. De CBvS had slechts een faciliterende rol bij de omzetting van de geldbedragen van chartaal naar giraal, vond de Hoge Raad. Daarop zeiden de partijen in Suriname bij het gerechtshof Amsterdam dat zonder CBvS de omzetting van chartaal in giraal niet kan plaatsvinden. En dat zonder die omzetting zou de Surinaamse economie schade worden toegebracht. Het is mede de taak van CBvS dergelijke schade te voorkomen.
Het Gerechtshof bekeek ook de vraag of het noodzakelijk was het bedrag in beslag te houden. Het hof oordeelde op basis van de communicatie met Surinaamse autoriteiten met betrekking tot een rechtshulpverzoek (om een strafzaak te starten) dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de
strafrechter, later eventueel, het bedrag waarop beslag is gelegd, verbeurd zal verklaren of aan het verkeer zal onttrekken. En daarom heeft het hof het gezamenlijke beklag van Surinaamse zijde gegrond verklaard.
Het hof zal gelasten dat de bedragen aan de 3 handelsbanken hier worden teruggegeven met uitzondering van de 2 valse biljetten van 500 euro.
De vraag rijst wel hoe dat mogelijk is dat in verschepingen onder vigeur van de CBvS valse biljetten zich bevinden. Met deze uitspraak waartegen wellicht het Openbaar Ministerie in Nederland niet meer in beroep zal gaan, want anders blijven we in een cirkel draaien, lijkt het erop dat de zaak van de 19.5 miljoen tot een einde zal zijn gekomen. Belangrijk is wel om vast te houden dat het hier niet gaat om geld van de Staat maar ook geld van 3 handelsbanken en waarbij ook 5 cambio’s zijn betrokken. Het is niet uitgesloten. dat er een strafzaak in Nederland tegen de verdachtmaking van witwassen wordt voortgezet, maar de Surinaamse autoriteiten zullen dan moeten nagaan in hoeverre ze op een rechtshulpverzoek daaraan hun medewerking zullen verlenen.