Een benauwend toekomstperspectief
Wederopbouw van de landbouwsector en van de industriesector
De staat in Suriname gedraagt zich volgens het Engels gezegde “penny wise pound foolish”. Afhankelijk van de wisselkoers wordt er jaarlijks 100 tot 150 miljoen Amerikaanse dollars besteed aan billenpoetsers in het ambtenarenapparaat die geen enkele productie leveren. In combinatie met ambassades die niets presteren, een duur wagenpark, onnodige uitgaven voor huisvesting, sanering van reiskosten, sanering van uitgaven voor water en elektriciteit en telecommunicatie, sanering van diverse onnodige toelagen, sanering van overwerk, en vooral verhoging van de productiviteit, kan zulks een besparing van 200 miljoen Amerikaanse dollars per jaar opleveren.
Dit bedrag geïnvesteerd kan opleveren 25.000 arbeidsplaatsen en $ 162.000.000 aan exportopbrengsten.
Echter geld voor investeringen is er niet. Patronage politiek en het opbouwen van de economie, en het oplossen van de sociaaleconomische problemen gaan niet samen.
De plannen van het IMF zijn niet realistisch, omdat ze alleen de monetaire economie betreffen. Nergens en nooit praat het IMF over het verhogen van de verdiencapaciteit. Omdat als een land voldoende verdiencapaciteit heeft dan heeft men het IMF niet nodig, dan kunnen al die deskundigen van IMF ergens anders solliciteren. En als de reserves op zijn dan moet een land toch naar het IMF. Echter als een land verdiencapaciteit heeft dan gaat men nooit naar het IMF.
Het zal dus niet beter gaan met Suriname zolang de houding van de staat niet veranderd. De staat moet een proactieve houding nemen voor wat betreft het op gang brengen van sociaaleconomische ontwikkeling. State led development moet de leidraad zijn. Kijk wat president Biden in de USA nu doet. Hij gooit triljoenen dollars in het stimuleren van de lokale industrie. Het vizier moet dus gericht worden op saneren en investeren. Er is geen andere optie. Sint-Nicolaas noch de kerstman gaan Suriname kunnen helpen. De huidige crisis is slechts een trailer. De echte crisis moet nog komen. Het belangrijkste daarvan gaat zijn de voedselcrisis. Het is niet zomaar dat de ontwikkelde landen hun landbouw subsidiëren omdat lagere kosten voor voedselvoorziening automatisch resulteren in lagere arbeidskosten en dus in een grotere concurrentiekracht. In de landen met een goed functionerende agrarische sector wordt gemiddeld 10% van het besteedbaar inkomen besteed aan voeding. In Suriname besteden wij gemiddeld 50% van het besteedbaar inkomen aan voedsel terwijl dit bedrag bijkans 85% van het besteedbaar inkomen omvat voor de lagere inkomensgroepen. Voedselpolitiek is een essentieel onderdeel van de ontwikkelingspolitiek.
Investeringen zijn nodig
Investeringen zorgen voor een toename van de productie. Een toename van de productie resulteert in meer toegevoegde waarde dus in verhoging van het nationaal inkomen. Export vereist concurrentiekracht en dus moet er een beleid zijn om de concurrentiekracht op peil te brengen. Hoe hoger de toegevoegde waarde en de productiviteit des te meer zal de Surinaamse munt meer koopkracht bieden. De hardheid van een munt is gebaseerd op de verdiencapaciteit van de economie.
Tal van regeringen zijn in de afgelopen jaren gesneuveld vanwege hoge prijzen voor voedsel. Om het hoofd aan de komende voedselcrisis te kunnen bieden is het nodig institutionele voorzieningen in place te brengen.
Sociaal economische ontwikkeling is niet het gevolg van een toevallige en kortstondige omstandigheid, maar van een bij voortduring ingezette aanhoudende persistente inspanning over vele generaties. Zulks impliceert continuïteit van economisch beleid. Economische ontwikkeling is iets van de lange adem. Als het brengen van sociaaleconomische ontwikkeling zo makkelijk was dan zouden er nu geen arme landen meer zijn.
Het volgende dient te gebeuren.
1.Agrarische en industriële ontwikkeling centra dienen gevestigd te worden in alle districten. Zie daartoe Kalloe Consultancy. (2002). Agricultural Sector Analysis Agricultural Development Policy And Plan including Pre Feasibility Study Cashew and Pre Feasibility Study Ginger ( 6 volumes, 700 pagina’s), Paramaribo: Kalloe Consultancy.
2. Opleiding van kader voor deze ontwikkelingscentra in financiële economische sociale engineering, project- en investeringsanalyse, organisatie management en planning.
3. Opzet van een kwekerij voor de kweek van plantmateriaal ten behoeve van de erfcultuur, familie landbouw, en de kleinlandbouw. Er is een groot gebrek aan de voorziening van lokale vruchten. Vruchten vormen een essentieel onderdeel van een gezond dieet. Plantmateriaal voor groenten en fruit gaat een dringende behoefte vervullen. Een groot deel van de Surinaamse bevolking is ondervoed. De voedingssituatie is sinds 1975 alleen maar verslechterd.
4. Het opnieuw vestigen van een landbouwbank, zoals ook voorzien in het rapport van de commissie Bos in 1911.
5. Versterking van landbouwvoorlichting.
6. Investeringen in onderzoek en ontwikkeling via de ontwikkelingscentra, plus investeringen in renovatie van de infrastructuur in de landbouwgebieden. Met name moeten genoemd worden de polders in Nickerie, de Saramacca polder, de Santo Boma polder, Tawajaripolder en andere polders.
7. Het identificeren van de meest rendabele productmarkt technologie combinaties voor zowel de agrarische sector als de industriële sector. Ondersteuning door de overheid zal alleen geschieden voor de aldus geïdentificeerde projecten.
8. Vestiging van industrieparken in alle districten.
Landbouwproductie zonder verdere verwerking heeft geen enkele zin. De ketenbenadering zal dus derhalve toegepast moeten worden. De hoogste toegevoegde waarde wordt gerealiseerd in de processing en manufacturing. Individuele ondernemers met kapitaal en andere investeringsmiddelen moeten bij de ontwikkelingscentra terecht kunnen om advies in welke sectoren te investeren. Daarnaast moet het zo zijn dat de ontwikkelingscentra essentiële strategische projecten moeten identificeren en deze voor investering gereedmaken en aanbieden aan potentiële investeerders in binnen en buitenland. Externe financiering voor landbouw en industriële ontwikkeling is geen probleem getuige het gemak waarmee Guyana financiering binnenhaalt.
Het voorgaande is een heel korte beschrijving van hoe wij makkelijk uit de crisis kunnen komen. Het vereist wel kennis en kunde en daadkracht.
Slot
De groene sector, dat is landbouw veeteelt visserij en bosbouw, is de enige duurzame basis voor ontwikkeling. Agri business is in de meeste derdewereldlanden en ook in de ontwikkelde landen een grote sector en omvat 20-40% van het bruto binnenlandse product. Het beleid zal er op gericht moeten zijn om via een gericht beurzen beleid het kader op de leiden waaraan de economie behoefte heeft. Momenteel studeren velen in richtingen met een slecht toekomstperspectief. Studierichtingen in science en engineering, dus geen zuivere theoretische studies, zullen het toekomstig kader meer perspectief moeten bieden.
Zo aan het eind van het jaar is het goed om de balans op te maken. En dan is er maar één conclusie: captain your ship is sinking. Wie het land wil besturen moet weten dat geen enkele partij alleen over het kader beschikt om de sociaaleconomische problemen op te lossen. Een goede manager wordt beoordeeld op zijn deskundigheid om goede medewerkers en adviseurs te kiezen. Wil de huidige president niet de historie ingaan als een van de meest slechte presidenten dan zal hij de bakens moeten verzetten. De toekomst ziet er niet goed uit.
Richard B Kalloe