Richard Kalloe: “Heronderhandeling met IMF moet in combinatie met investeringsprogramma”

Om uit de huidige economische crisis te geraken heeft Suriname een lange termijn investeringsprogramma nodig voor de productie en in het bijzonder de exportproduct. Het heronderhandelen met het IMF (Internationaal Monetair Fonds) zou gecombineerd moeten worden met het opstellen van een dergelijk investeringsplan. Geen “poptjie patoe Mickey Mouse” projecten. Het uitvoeren van een IMF-programma geeft het land toegang tot multilaterale financieringsbronnen waarvan de Wereldbank de belangrijkste is. Tijdens de looptijd van dit investeringsprogramma gaat de betalingsbalanssteun van het IMF nodig zijn om de wisselkoers te stabiliseren. 

Dit zegt Richard Kalloe, voormalig Handel en Industrie-minister en voormalig directeur van de Nationaal Ontwikkelingsbank (NOB). 

De gelden van het IMF moeten niet opgespaard worden, maar gebruikt worden om interventies te plegen. De reden dat de wisselkoers blijft stijgen is gelegen in de negatieve lopende rekening van de betalingsbalans. Momenteel verdient de economie niet genoeg deviezen, zegt de oud-minister en oud-bankdirecteur. 

Incompetentie en etnische jaloezie

Dat de economische ontwikkeling van Suriname sedert de onafhankelijkheid is mislukt, komt volgens Kalloe door twee redenen: incompetente leiders die geen kennis dragen van economische ontwikkeling en hoe die tot stand te brengen, en etnische jaloezie. “Etnische jaloezie maakt dat creoolse politici geen ontwikkeling hebben willen bewerkstelligen, omdat ontwikkeling steunt op de private sector en de meeste ondernemers lijken niet op hun”, aldus Kalloe. 

Sinds 2000 zijn geen investeringen meer gedaan vanuit de overheid in de productie. Ondanks het feit dat de economie circa 50 miljard Amerikaanse dollars verdiend heeft sinds 2000. Dus er is geen sprake meer van een door de Staat geleide ontwikkeling. Het succes van de Volksrepubliek China en van de Oost-Aziatische landen is te danken aan ‘state led development’. De Surinaamse private sector is nog te zwak om genoeg deviezen te genereren om de import groot 2.2 miljard Amerikaanse dollars te kunnen betalen. Wij zijn sterk afhankelijk van de illegale informele sector. Legaal verdient Suriname maximaal 600 miljoen Amerikaanse dollars.

Van crisis naar crisis

Al sinds enkele decennia gaat Suriname van crisis naar crisis. Waar ligt dat aan?

Dat ligt volgens Kalloe aan de taakopvatting van onze politici. Wat moeten ministers doen, wat moet een premier doen, wat is de voornaamste taak van de president? Om een auto te besturen heb je een rijbewijs nodig, maar om minister te worden of premier te worden of president te worden heb je geen enkel bewijs van bekwaamheid nodig. Aangezien men niet weet wat men moet doen vervalt men tot populistische politiekvoering.

Simpel gezegd politici dienen de samenleving te verheffen, een betere toekomst te verschaffen, ze moeten onderwijs gezondheidszorg volkshuisvesting en voeding  betaalbaar houden. Om maar enkele zaken te noemen. We zijn een derdewereldland en moeten naar het niveau van een ontwikkeld land, dus we moeten het land ontwikkelen en opbouwen.

Infrastructuur en landbouwsector

Kalloe plaats de ontwikkeling van Suriname in historisch perspectief sinds het einde van de plantage economie. In 1911 brengt de welvaartscommissie Bos een rapport uit over de economische en financiële toestand van de kolonie Suriname. Dit rapport geeft een goede beschrijving van de sociaal-economische toestand van Suriname en is tot op heden nog steeds valide. Alle projecten die daarna gekomen zijn vinden hun basis in het rapport van de commissie Bos.

Daarna wordt de Wereldbank gevraagd om hetzelfde als wat de welvaart commissie Bos adviseert ook eens over te doen. De Wereldbank komt in 1952 uit met een rapport getiteld aanbevelingen voor een tienjarenplan: Recommendations for a Ten Year Development Program.

Het uitgevoerde tienjarenplan bleek een succes te zijn en werd gevolgd door eerste en tweede vijfjarenplan. In alle drie plannen waren de grootste posten die voor de ontwikkeling van de infrastructuur en van de landbouwsector.

Na 1975 treedt er een trendbreuk op en worden alle andere sectoren verwaarloosd ten gunste van de ontwikkeling van de mijnbouwsector. Het gevolg is geweest de coup op 25 februari 1980.

Niet veel gerealiseerd sinds 1980

Maar, sinds 1980 tot heden is er ook niet veel gerealiseerd dan wel opgebouwd.

Kalloe: “Als economische ontwikkeling zo makkelijk was dan zouden er nu geen arme landen meer zijn. Economische ontwikkeling is gelukt in een beperkt aantal landen onder leiding van mensen die verstand hadden van sociaaleconomische ontwikkeling en die gedurende enkele decennia een persistent ontwikkelingsbeleid gevoerd hebben.

Sociaal economische ontwikkeling is echter niet het gevolg van een toevallige en kortstondige omstandigheid, maar van een bij voortduring ingezette aanhoudende persistente inspanning over vele generaties. Zulks impliceert continuïteit van economisch beleid. Economische ontwikkeling is iets van de lange adem.

Het land is het langst geregeerd door politici met een creools nationalistische inslag. Zij kozen voor investeringen in de mijnbouw. Honderden miljoenen Nederlandse guldens werden geïnvesteerd in West Suriname. De mijnbouw is echter een enclave sector die weinig spin-off en sociaaleconomische impact op de rest van de economie heeft. Wat we nodig hebben is sectoraal evenwichtige ontwikkeling.”

Staat moet leiden

“Alle ontwikkelingslanden die succesvol zijn opgeklommen naar ontwikkelde landen hebben dat te danken aan een ontwikkelingsstrategie van een door de Staat geleide ontwikkeling.

De staat is in ontwikkelingslanden de enige instantie die in staat is productiefactoren te mobiliseren om een economische take-off mogelijk te maken. Niet investeren betekent vernietigen. Je huis, je auto niet onderhouden, onderdelen niet vervangen, betekent huis en auto vernietigen.

De oplossing is in saneren en investeren. Sinds 1975 hebben wij geen sectoraal evenwichtige ontwikkelingsplan gehad. Wij hebben sinds 1975 de productiesector gekannibaliseerd. Een Ontwikkelingsplan is een investeringsplan.”

Beleidsmaatregelen

Om het bovenstaande  in praktijk te brengen moeten volgens Kalloe in het kort de volgende beleidsmaatregelen getroffen worden. In de eerste plaats dienen ruimtelijke ordening en bestemmingsplannen in orde gemaakt te worden. In de tweede plaats moeten ontwikkelings- en investeringsinstituten opgericht worden zoals het IDCS (Investment and Development Corporation Suriname). Ten derde

moet een ondersteunende economische infrastructuur in orde gemaakt worden, zoals de heroprichting van de Landbouwbank, versterking van de Nationale Ontwikkelingsbank, opleiden en trainen van kader in projectplanning, projectanalyse, project monitoring en projectmanagement.

In de vierde plaats sanering van de overheid, hervormingen van de overheid, het aantal ministeries terug brengen.

In de vijfde plaats wijziging van het grondbeleid. Geen enkele investeerder gaat langer dan een jaar wachten op overschrijving van een stuk grond of op wijziging van de status van de grond. De bureaucratische procedures duren jaren in Suriname jaren.

“Dit alles moet gemanaged worden door een competente overheid op het hoogste niveau. Er moet leiding gegeven worden aan het proces van economische ontwikkeling tot op het hoogste niveau van de regering. De uitvoeringscapaciteit van de overheid is bijzonder laag, vandaar dat zaken betreffende economische ontwikkeling gedelegeerd moeten worden naar specialistische ontwikkelings- en investeringsinstituten. De resultaten van het herstelplan zijn tot nog toe nihil”, aldus Richard Kalloe.

SS

error: Kopiëren mag niet!