Enkele dagen terug is bericht, dat de Surinamer Willy Soemita is overleden. Wij wensen de familieleden en vrienden, veel sterkte toe.
Heden presenteren wij u echter een mogelijk controversieel stuk dat ons niet geliefd zal maken; we zullen waarschijnlijk ingaan tegen het adagium: over de doden niets dan goeds (latijns: de mortuis nil nisi bene en de mortuis nil nisi bonum). Maar daartegenover staat ook de even hard klinkende gezegde dat hoge bomen veel wind vangen. Dat is de prijs en het geluk om door de Almachtige – waarin de meeste Surinamers in een of andere vorm geloven – in een vooruitgeschoven positie te zijn geplaatst. Dat is de positie van het hebben van het voorrecht om in het wereldse leven – altijd bij gratie Gods – een natie en een volk te dienen en die ook te verheffen naar een samenleving van meer duurzame welzijn voor het collectief.
Suriname is 66 jaar nadat het een land werd binnen het koninkrijksverband (in 1954) en bijna 47 jaar na volledige soevereiniteit in 1975, een zeer kwetsbaar land met hoge vormen van wanbestuur en corruptie. De Surinaamse economie kent een zeer zwakke basis van opportunisme door decennialange verwaarlozing en afbraak vanwege keuzes die regeringen maakten of beslissingen die men juist niet nam om bepaalde individuen te bevoordelen. Het opportunisme is het zwaar steunen op de prijzen van enkele grondstoffen op de wereldmarkt. Suriname is verder een land met een zwak en niet-duurzaam sociaal zekerheidssysteem. Surinamers hebben het imago om bedelaar te zijn, bijvoorbeeld bij familieleden in Nederland. Suriname is verder door een gepolitiseerde diplomatieke kern, al jaren gepositioneerd in een ‘hostile’ geopolitieke omgeving, waarvan vooral Surinaamse ondernemers het slachtoffer worden.
De erfenis van Suriname is mede het nalatenschap van de oude politici als Willy Soemita. Omdat Suriname in een zeer penibele situatie zit, jaren achter elkaar, van bijvoorbeeld torenhoge voedselinflatie, moet bij het heengaan van bevoorrechte politici steeds worden afgevraagd wat hun wapenfeiten zijn en wat hun strijd en hun bijdrage is geweest in wat we noemen de ‘ontwikkeling’ van Suriname.
Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden werd in 1954 van kracht. Suriname kreeg zelfbestuur en de burgers kregen de Nederlandse nationaliteit. Daarvoor richtte Iding Soemita, de vader van Willy Soemita, in 1946 de voorloper van de KTPI op, Persatuan Indonesia, die in 1949 overging in de Kaum Tani Persatuan Indonesia. Later veranderde die naam in Kerukunan Tulodo Prenatan Inggil (KTPI).
Met de intrede van het algemeen kiesrecht in 1948 werden vanaf dat jaar op massale manier verkiezingen in Suriname gehouden. De Surinaamse bevolking kende 3 politieke partijen die alle 3 langs etnische lijnen waren opgebouwd en het overgrote deel van de Surinaamse bevolking politiek vertegenwoordigden: de NPS (voor de creolen), de VHP (voor de hindoestanen) en de KTPI (voor de javanen), met als onbetwiste leiders respectievelijk Jopie Pengel en Henck Arron, Jagernath Lachmon en Iding en zoon Willy Soemita.
In 1948 werd de immigrant Iding Soemita (vader van Willy) Statenlid, omdat volgens het principe ‘the winner takes all’ alle twee zetels van Commewijne aan KTPI toekwamen. De hegemonie van de KTPI als de Javaanse partij werd een paar keer bedreigd met javaanse partijen als SRI en PBIS. Rond 1969, in een periode waar vervroegde verkiezingen aan de orde was in Suriname, nam Willy Soemita het voorzitterschap van de partij van zijn vader over welke tot 2019 zou duren. Zijn rol van leider van de Surinaamse Javanen werd later overgenomen door de opportunist Paul Somohardjo. Willy Soemita werd geboren op 1 maart 1936. Vergeleken met Somohardjo kan Soemita wel door zijn handel en wandel gedurende decennia, getypeerd worden als een praktiserende en vrome moslim, alhoewel hij er niet mee te koop liep en dit zeker niet inzette voor politiek gewin. Dat kan niet gezegd worden van de huidige leider van de Javanen die geen praktiserende moslim is, zonden begaat tegenover kwetsbare groepen (zoals halfwezen) en de religie voor politiek gewin misbruikt.
Soemita kan aangeduid worden als een van de leiders van de oude politiek. Vanaf 1973 was de charismatische Willy Soemita voor een lange periode of lid van het hoogste college van staat (Staten en De Nationale Assemblee) of minister (LVV, Sociale Zaken) in Surinaamse regeringen. In 1973 gaf Soemita het Statenlidmaatschap op om minister van LVV te worden. Omdat hij steekpenningen had aangenomen bij de uitgifte van landbouwgronden, werd hij in 1977 veroordeeld tot een celstraf van 12 maanden. Soemita kan dus als een corrupte politicus worden aangeduid, compleet met een veroordeling. Dit soort politici ligt aan de kern en de basis van het economisch en sociaal probleem van Suriname en de heersende armoede. Na het herstel van de democratie in Suriname kon Soemita in 1988, ondanks zijn eerdere veroordeling, terugkeren als minister; ditmaal als minister van Sociale Zaken en Volkshuisvesting (SoZaVo). Eind 1990 kwam hieraan een einde door de Telefooncoup. Van 1991 tot 1996 was hij opnieuw minister van SoZaVo. Dit ministerie heeft teruggaande naar de periodes van Willy Soemita, de naam lui en corrupt te zijn. Zo is er heel slechte wetgeving over sociale bijstand en de sociale ziektekostenkaarten, waarmee heel vaak en nog steeds politiek is en wordt bedreven.
Soemita zijn keus om de formatie van een NDP-regering onder president Jules Wijdenbosch te ondersteunen werd hem niet in dank afgenomen. Soemita kreeg door zijn politieke allianties het imago van een opportunistische leider. Er zijn geen sterke wapenfeiten van Soemita bekend, in die zin dat hij bestaande systemen van wanorde heeft veranderd. Soemita kwam ondanks zijn veroordeling en het politiek opportunisme, wel geloofwaardig over als een vrome moslim. Soemita was een van de weinige politieke leiders uit zijn tijd die het voorzitterschap van zijn partij heeft overgedragen, maar het was inmiddels een zwaar gehavende partij zonder opkomend politiek kader dat was gekweekt.
Soemita was een politieke leider van formaat, die KTPI met veel goodwill van zijn vader erfde. Hij had van de KTPI een grotere partij kunnen maken. Door zijn charisma, gezag en geaccepteerd leiderschap had hij veel kunnen doen, samen met andere leiders uit zijn tijd als Lachmon en Arron, om van Suriname een welvarend land te maken met een productie- en kenniseconomie. Die kansen heeft ook Soemita laten gaan.
Het leven en heengaan van Willy Soemita is een les van de politieke leiders die nu leven en straks ook heen zullen gaan. Moge zijn ziel in vrede rusten.