In een afstudeerthesis heeft een Nederlandse student van de Hogeschool van Amsterdam de ontwikkeling van de persvrijheid in Suriname besproken en conclusies getrokken. De student/onderzoeker heeft in zijn onderzoek Venetiaan2, maar meer nog Venetiaan 3, vergeleken met de huidige regering onder een NDP-signatuur. Wat de drijfveer van de student moet zijn geweest om per se het burgerrecht ‘vrijheid van de pers’ te onderzoeken, laat zich raden. De huidige president van Suriname is over het algemeen niet geliefd bij de gemiddelde Nederlander, eerder verafschuwd en gehaat. Dat heeft te maken met een beeld waaraan men graag vasthoudt. Dat beeld is onderdeel van het perspectief van die buitenlanders over het slavernij- en het koloniaal verleden. Voor degenen die echter kritisch naar het nieuws in/uit Suriname heeft doorgenomen in 2011, moet de kwestie van persvrijheid zeker in gedachten zijn gekomen. Achteraf bekeken aan het einde van 2012, wanneer zaken behoorlijk zijn gaan kenteren, iets dat erkend wordt in het rapport, moet geconcludeerd worden dat het ging om enthousiasme en onwennigheid. Men heeft getracht een perfecte start te maken en men is bang geweest on fouten te maken. Maar een perfecte start bestaat niet, vooral als gedachten niet op een golflengte zijn afgestemd. Het rapport/de thesis van de student heeft in eerste instantie waarde, omdat het aangeeft vanwaar zij komen. Het beschrijft een interessante periode in het democratische tijdperk, waarin enige burgerrechten inderdaad onder druk stonden. Het heeft voorts nut omdat wij, nadat wij in de spiegel hebben gekeken, moeten voorkomen dat wij weer in een tweede golf vervallen van dezelfde fouten. Want het zal politiek zeker behoorlijk broeien na het WK 2014 in Brazilië en de eerste helft van 2015 in aanloop naar de verkiezing. Het ziet ernaar uit dat een behoorlijke polemiek zal losbarsten tussen de NDP en de VHP, in elk geval in bepaalde districten. Een deel van de ‘onthullingen’ zullen via de media plaatsvinden. Informatie zal traditiegetrouw ter beschikking komen en de media zullen conform hun plicht, na volledige informatievergaring en toetsing, het publiek/de burgerij inlichten. We komen uit een dal wat betreft de beleving van het recht van persvrijheid. Het rapport moet, alhoewel die aanbeveling er niet in staat, Surinaamse politici erop wijzen dat wij een democratische samenleving zijn. In deze samenleving behoren de media een belangrijke rol te spelen, evenals de vrijheid van meningsuiting. Wat wij toch wel merken, is dat onze regeerders nog steeds afgeven op politieke tegenstand en klagen dat er geen eenheid is. Het foute uitgangspunt dat heeft geleid tot maatregelen van de overheid tegen de media is dat kritisch zijn betekent dat men anationaal bezig is. Men moet beseffen dat zaken als nationalisme en in zekere zin ook het chauvinisme na de onafhankelijkheidsgolf in de jaren ’50, ’60 en ’70 steeds aan betekenis is gaan uitboeten. Er zijn nu vooral in ontwikkelde democratische staten die openlijk aangeven dat ze geen nationalist en geen chauvinist zijn. Over het woord vaderlandsliefde kan hetzelfde worden gezegd. In de kringen van de grootste coalitiepartij behoren dit soort woorden nog tot het vaste jargon. Het gevolg is dat vanwege andere ontwikkelingen die gaande moeten zijn in jonge democratische republieken, zoals die van burgerrechten, er conflicten zullen ontstaan. De taal die de leider praat, wordt herhaald door volgelingen. In mediaprogramma’s wordt kritiek van bijvoorbeeld de oppositie ‘opgehypt’ en worden vanuit bijvoorbeeld het kabinet besluiten genomen om de massamedia die de kritiek helpen verspreiden, terug te pakken. Het gebeurt dan door de informatiestroom vanuit de overheid naar die media dicht te knijpen of die financieel te treffen door niet meer te adverteren. Hoe moet de situatie in Suriname verbeterd worden? Op internationale rangschikkingen doet Suriname het relatief bekeken niet slecht. De mediawerkers zelf vinden dat er een wet moet komen die de openbaarheid van bestuur regelt. Ook de muilkorvende wetten, zoals tegen smaad en laster, kunnen opgeheven worden. Tevens vindt men dat er diepgaande scholing moet zijn voor mediawerkers, media-eigenaren, ministers en politieke kaders. Het begrip persvrijheid moet meer besproken worden. Redacties moeten proberen volgens een redactiestatuut te werken. Voorts is aanbevolen dat er betere opleidingen moeten komen om de persvrijheid te vergroten. Andere aanbevelingen die zijn gedaan, zijn dialoog tussen de president en de hoofdredacteuren, het onpersoonlijk uitvoeren van journalistieke werk en achterwege laten van polariseren. Het rapport is zeer zeker van nut voor met name de regeerders. Regeringen en criminele organisaties zijn de grootste boosdoeners als het gaat om vertrapping of frustreren van het recht op vrijheid van de pers. De fouten die tijdens Venetiaan 3 en de huidige regeringen gemaakt zijn, moeten een les zijn voor bevoegde autoriteiten. In elk geval moet herhaling voorkomen worden. Het belang van kritiek en positieve uitwerking daarvan moeten onderkend worden. Een verder rijp worden van de Staat Suriname, volwassen worden van de democratie, ontwikkeling van de economie en terugdringen van de corruptie zijn niet mogelijk zonder de vrije media.