“Het was hel op aarde en de doorwerking daarvan moet je niet onderschatten”, zei Armand Zunder, voorzitter van de Nationale Reparatie Commissie, woensdag 10 augustus tijdens een presentatie aan de pers over het slavernijverleden. De presentatie vond plaats vanwege het bezoek van een delegatie van de Nederlandse Tweede Kamer van Nederland aan Suriname vanaf zaterdag 13 augustus. De delegatie gaat vervolgens naar Curaçao en Sint Maarten om ook daar geïnformeerd te worden over het koloniale verleden.
De commissievoorzitter zei, dat er een standpunt vanuit de Surinaamse regering en het parlement moet komen inzake het slavernijverleden, de erkenning, excuses en herstelbetalingen.
In de komende dagen zal de presentatie ook aan De Nationale Assemblee (DNA) en de regering verzorgd worden. “Wij informeren de mensen over de opinie van de commissie, hetgeen ook ondersteund wordt door de reparatiecommissie van het Caribisch gebied.” Zunder doelt hiermee op opinies die ontwikkeld zijn en wat het Surinaamse standpunt zou kunnen zijn.
Hij benadrukt, dat er op den duur vanuit Suriname aangegeven zal moeten worden wat de materiële en immateriële schade is geweest van het koloniale verleden. “Daaraan zal je een prijskaartje moeten hangen en dienen partijen overeen te komen hoe ze dat gaan aanpakken. Voorafgaand daaraan moeten de excuses komen. Excuses voor de misdaden die gepleegd zijn tegen de mensheid hier. Die verontschuldigingen moeten hier in Suriname geboden worden en door het hoogste gezag; de koning en premier van Nederland. Vervolgens zal er overeenstemming bereikt moeten worden over een programma van herstel, over hoe de aangerichte schade te herstellen.”
Zunder zegt verder, dat vrijgekomen financiële middelen in een fonds gestopt dienen te worden. “Middelen die nog niet gebruikt worden, moeten internationaal belegd worden, zodat je een zeker rendement eruit kan krijgen.”
Hij zegt ook, dat er concrete afspraken gemaakt dienen te worden voor welke projecten of doeleinden de middelen aangewend mogen worden. Dit geldt ook voor de criteria voor het aanvragen van middelen en wie het fonds zal beheren. De commissievoorzitter meent dat er op dit stuk ruime internationale ervaring bestaat bij onder andere instellingen.