Velen onder ons zullen zich de coup van de sergeanten op 25 februari 1980 nog herinneren. Direct na deze coup was het hele land in rep en roer. Wat opviel, is dat er nauwelijks werd geprotesteerd door de bevolking, en de coupplegers als helden werden ontvangen. De beloofde maatschappelijke veranderingen bij de onafhankelijkheid in 1975 bleven uit. En de vermeende vriendelijke omhelzingen (brasa’s) van de leiders van de politieke partijen, hadden niets opgeleverd: haat en nijd vermengd met wantrouwen, voerden de boventoon, en dat merkte men ook aan de taferelen die zich in het Surinaamse parlement afspeelden. Suriname was toe aan vernieuwing, verjonging en verandering. En de militairen mochten de afspiegeling zijn van de gevoelens van een groot deel van de bevolking. Zij werden ook gesteund door zogenaamde “progressieve†partijen als de Palu (Progressieve Arbeiders en Landbouwers Unie 1977), PNR (Partij Nationalistische Republiek 1961) en de Volkspartij (1973). Als gauw bleek echter dat de militairen hun eigen weg opgingen, waarbij bijvoorbeeld corruptie, fraude en zelfverrijking aan de orde van de dag waren. Er werd veel beloofd, maar er veranderde weinig: armoede, corruptie, vriendjespolitiek met als hoogtepunt jaloezie en haat: “de decembermoorden in 1982!â€. Welke vonnissen zullen er nu na dertig jaar geveld worden in deze strafzaak?
De traditionele politieke partijen
Wij merken in Suriname dat het bij de meeste politieke partijen slechts gaat om in het machtscentrum te komen en te regeren. Zij hebben in tegenstelling tot bijvoorbeeld de SP (Socialistische Partij) in Nederland geen enkele zin om oppositie te voeren. In de peilingen in Nederland voert de SP deze aan, en wint aan populariteit. In ons land zien wij dat parlementariërs buiten het parlement meestal goede vrienden zijn en in het parlement, vooral bij openbare debatten, lijkt het alsof men met wederzijdse “vijanden†te maken heeft, waarmee slecht valt samen te werken. Het volk heeft deze poppenkastspelletjes al door, en heeft in 2010 hiermee afgerekend, precies zoals dat is gebeurd in 1980. Na meer dan dertig jaar valt er dus een bepaalde parallel te trekken tussen het gevoerde beleid en het oordeel van de kiezers. Gelukkig is dat ook in 2010 gebeurd, zonder onlusten of een staatsgreep!
Verandering, vernieuwing en verjonging
Wij merken over de gehele wereld dat daar waar niet met voornoemde democratische issues wordt gewerkt het volk in opstand komt. Het beste voorbeeld is de Arabische Lente, waar de meest populaire leiders nu naar huis worden gestuurd. Bij de VHP zien we bijvoorbeeld dat de leden van de Vernieuwingsbeweging om moverende redenen niet zijn gekozen in het zogenaamde consensusbestuur, terwijl vooral door powerplay opnieuw, sinds de oprichting van deze partij een lid van de Arya Samaadjie-groepering partijleider is geworden. Je kunt dus niet spreken van daadwerkelijke verandering of vernieuwing. Zoals bekend is de VHP (Vooruitstrevende Hervormingspartij 1949) door een fusie ontstaan van de partijen van Asgar Karamat Ali (moslim) en J.P. Kaulesar Sukul (Sanatenie). In al de jaren van het bestaan van de VHP zijn nooit leiders uit deze religieuze groeperingen gekozen als leider en alle initiatieven daartoe worden met evenveel drogreden weggewuifd. Eenzelfde beeld zien wij bij de NPS (Nationale Partij Suriname 1946) waar vanaf 1970 de Rooms Katholieken Arron en vervolgens Venetiaan (1936) de scepter zwaaien. Deze autoritaire leiders willen niets weten van trendsettende issues, en dat is tevens te merken aan het feit dat Venetiaan nog steeds deel uitmaakt als lid van ons parlement: hoe moeten wij respect hebben voor deze lieden? Moeten wij alleen maar naar hun gezicht kijken en hen niet beoordelen op hun daden? Over de perikelen die zich afspelen bij de KTPI (1949) wil ik niet veel kwijt. Ook bij de KTPI (Kaum Tani Persatuan Indonesia) zijn dezelfde autoritaire en ouderwetse leiders nog steeds aan het roer en wensen geen plaats te maken voor verjonging en vernieuwing. In die zin is er na 1980 niet veel veranderd, dus was een comeback van Bouterse te voorzien. Telkens weer kritiek leveren op deze leider heeft volgens mij geen zin: If you can’t beat him, join him. In 2015 moeten we toch door samenwerking verder met elkaar. Ook met de Megacombinatie moet er samengewerkt worden, in het belang van ons land.
Gaan we zo verder
Ondertussen is 25 februari weer een vrije dag geworden, en kunnen we ons ook bezinnen of we verder willen gaan met criminelen die vonnissen op hun naam hebben en belangrijke politieke functies bekleden in ons land. Wordt het nu geen tijd voor verandering in de meeste brede zin van het woord? Moeten de jongeren het niet overnemen van hen die al zo lang zo weinig resultaten hebben bereikt? Moet de diaspora niet een serieuze kans krijgen omdat zij door dezelfde oude garde politici weggejaagd is uit hun land. Bepaalde politieke partijen die nu in de oppositie zitten, schijnen met deze issue te willen scoren. Maar wat hebben zij gedaan toen zij in de coalitie zaten? In 2015 zullen de kiezers wederom op al deze vragen een antwoord geven. Ik verwacht dat voor die tijd genoeg is gedaan door politici en beleidsmakers voor een juiste keuze: “Op ieder potje past een dekselâ€.
Robby Roeplall