De begrotingsbehandeling loopt na verloop van de eerste ronde al gauw ten einde. Opvallend is dat er door ministers niet veel concrete zaken zijn besproken in De Nationale Assemblee, DNA. We zijn van mening dat DNA-leden een mild oordeel hebben gehad over de antwoorden die de regering heeft gegeven op de vele vragen die zijn gesteld. Er is veel gezegd dat de regering bezig is en dat dingen nog gedaan moeten worden. Er zijn leden van de regering die moeite hebben gehad om hetgeen voor ze was neergepend op adequate wijze voor te dragen. De milde houding van DNA kan te maken hebben met de lage capaciteit van DNA-leden wat zeer evident en zichtbaar is. We moeten in 2022 concluderen, dat het grote probleem in Suriname te maken heeft met de capaciteit. Opvallend was gisteren bijvoorbeeld heel mooi Nederlands van de minister van Milieu, maar weinig concrete zaken. De Milieu-minister heeft weinig durf en gelooft niet in verandering. Hij staat sceptisch tegenover verandering. Het is een minister die lang en veel kan praten, maar concrete zaken op het gebied van milieu en ruimtelijke ordening zijn er niet. De minister gaf aan dat hij het geen idee vindt om wetgeving over ruimtelijke ordening te maken, maar eerst een nota wil en daarna de samenleving zover krijgen zodat men ‘ruimtelijke ordening’ minded is. Dat betekent dat deze minister een wet op de ruimtelijke ordening overlaat aan de minister die na 20 jaar aan het bewind zal zijn, voor zover Suriname dan nog bestaat. Over eenvoudige zaken als een zware wet tegen stedelijke vuildumping en over statiegeld om vervuiling tegen te gaan heeft de minister niets nieuws te melden. Hij rekent zwaar op de medewerking van bedrijven, maar we zien dat die samenwerking niet op die schaal is dat het impact heeft op de situatie in Suriname. ook op het gebied van kwikvervuiling heeft de Milieu-minister weinig durf getoond. Deze minister zal gedurende zijn ministerschap veel hebben gesproken, maar op het gebied van noch ruimtelijke ordening noch op het gebied van milieu zullen er stappen zijn gezet. De kans is wel groot dat rapporten zullen zijn geschreven en dat consultants opdrachten zullen hebben uitgevoerd. Het is jammer dat we weer te maken hebben met een Milieu-minister die niet bereid is om kleine stappen te zetten. De minister is bang voor wetgeving die niet zal werken, maar dat is geen aanleiding om wetgeving niet te maken. We vermoeden dat de minister op het ministerie zwaar te kampen heeft met een capaciteitsprobleem. Dat betekent dat er geen deskundig kader aanwezig is, of het deskundig kader niet gemotiveerd is en zaken complex vindt. We schrijven dit, omdat wij een verklaring proberen te vinden voor het uiterst zwakke milieubeleid en ook het beleid met betrekking tot ruimtelijke ordening. Minister zitten soms hun termijn uit voor een goed pensioen, en het gebrek aan kader wordt voor lief genomen. In principe moeten wij protesteren tegen het uitblijven van wettelijke en andere maatregelen vanuit de minister voor ruimtelijke ordening en milieu. En dan moeten wij weer voor de zoveelste keer hier herhalen: er is totaal geen beleid vanuit het Milieu-ministerie ten aanzien van de dreiging van de zeespiegelstijging. We hebben in het verleden Milieu-ministers gehad die zich verscholen achter hun taakstelling: dat ze slechts een coördinerende rol hadden en meer niet. Dat kan wel waar zijn geweest, maar het coördineren betekent wel dat er effectief beleid moet ontstaan als resultaat van de coördinatie; het moet niet begrepen worden als slechts het monitoren en volgen wat andere ministeries moeten doen.
Een ander punt dat zeker bij deze begrotingsbehandeling gemaakt moet worden is het zware capaciteitsgebrek dat zichtbaar is in DNA. We zien dat DNA-leden het beleid van de ministeries niet kennen, beleidsdocumenten niet zoeken of gebruiken en niet de diepgravende vragen stellen. Men vraagt naar data, maar men moet eerst de data vooraf zoeken om daarna beleidsvragen te stellen. Opvallend en een groot bezwaar is, dat DNA-leden honderden vragen stellen aan alle ministers, maar zelf geen visie hebben en totaal geen notie wat een haalbare oplossing zou kunnen zijn. DNA-leden denken in Suriname dat vragen stellen hun werk is, maar wij gaan ervan uit dat juist het aandragen van oplossingen het werk van de DNA-leden is. Er zijn DNA-leden die denken dat alle problemen door de regering moeten worden opgelost, dat ministers alle problemen moeten en kunnen oplossen. We zien dat men niet rapporteert dat anderen hun deel wel hebben gedaan zoals dc’s en directeuren van bijvoorbeeld parastatale instellingen. Veel DNA-leden denken ook dat geld en meer geld de oplossing is. Ze vragen naar meer geld, daarbij maken ze een schatting uit het hoofd hoeveel geld meer gegeven moet worden, maar wat er precies met het geld gedaan moet worden hebben ze geen idee en geen concrete voorstellen. Het gevolg van dit alles is dat ministers door de veelheid van kleine problemen de kluts kwijt raken. Maar aan de andere kant moeten alle vragen leiden tot huiswerk voor een heel ministerie. Ministers gaan alleen niet veel kunnen doen, maar er kan heel wat worden gedaan met alle hoge en lage ambtenaren hun inzet als de minister gelooft in verandering en verbeteringen wil voor zijn/haar land. Helaas hebben we die garantie niet bij alle ministers, gisteren was dat bijvoorbeeld duidelijk bij de ROM-minister.