Tijdens de voortzetting van de debatten in de Nationale Assemblee over de ontwerpwet Reisdocumenten afgelopen dinsdag, is opnieuw de kwestie ter sprake gekomen van reisdocumenten voor sporters uit de diaspora die voor Suriname bij internationale wedstrijden uitkomen.
De trend van het inzetten van sporters uit de diaspora geniet algemene ondersteuning, doch enkele assembleeleden wilden van de regering weten wat het beleid is met betrekking tot het verstrekken van reisdocumenten aan deze groep sporters. “Krijgt deze groep sporters een aparte status als het om reisdocumenten gaat?”, wilde Rabin Parmessar (NDP) van de regering weten. In zijn ogen zou dat een goede zaak zijn, maar wilde toch het beleid van regering in deze vernemen.
Zijn fractiegenoot Ebu Jones merkte op, dat in de volksmond gesproken wordt van een zogeheten sportpaspoort voor deze groep sporters die voor Suriname uitkomen. Echter meent hij te weten, dat aan deze groep diaspora sporters een nationaal paspoort is verstrekt om te kunnen reizen. Jones wijst erop, dat volgens het in behandeling zijnde wetsontwerp zulks niet zou kunnen, omdat voor een nationaal paspoort men in het bezit dient te zijn van de Surinaamse nationaliteit. En de sporters uit de diaspora bezitten niet de Surinaamse nationaliteit.
Het verstrekken van nationale paspoorten aan de diaspora sporters zou betekenen, dat de Surinaamse overheid toestaat dat men over dubbele nationaliteiten bezit. Of zullen volgens hem de verstrekte nationale paspoorten ingetrokken moeten worden, omdat de wet zulks verbiedt voor personen met een niet-Surinaamse nationaliteit. Jones wilde evenals Parmessar het fijne van het beleid van de regering op dit vlak vernemen. Beide parlementariërs toonden zich voorstanders van een speciale status voor sporters uit de diaspora, echter wel in lijn met de wetgeving.
SS