Ter uitvoering van het Tripartiet Akkoord van 24 november 2021 is begin februari 2022 het overleg aangevangen over een loonronde tussen het Onderhandelingsorgaan van de Overheid (OO) en de gezamenlijke vakbeweging. In het Tripartiet Akkoord is onder punt 10 opgenomen, dat er in januari en juli 2022 middels loonrondes koopkrachtversterking voor de publieke sector tot stand zal komen. De regering heeft teneinde invulling te kunnen geven aan deze afspraken het OO aangesteld om de onderhandelingen te voeren. Het OO is een reeds decennialang bestaand formeel onderhandelingsorgaan dat tot taak heeft namens de regering te onderhandelen met vakorganisaties van landsdienaren over primaire en secundaire arbeidsvoorzieningen.
Het OO heeft om te komen tot overeenstemming over een loonronde onderhandeld met Ravaksur, de Moederbond, de CLO, de FOLS, BVL/ALS, OSAV, de COL, de Politiebond en diverse andere vakorganisaties.
Hoewel de wensen van de vakorganisaties aanvankelijk niet dichtbij de voorstellen van het OO lagen, is het na enige overlegrondes in een constructieve sfeer gelukt om de verschillen te overbruggen en overeenstemming te bereiken over de toe te kennen bezoldigingsaanpassing. Betrokken partijen hebben zich daarbij laten leiden door de beperkte staatsmiddelen voor dit moment en dat het onderhandelingsresultaat geen economische instabiliteit of inflatie teweeg mag brengen. Deze beperkte staatsmiddelen moeten bij het toekennen van koopkrachtversterking en andere compensaties ook evenwichtig gedeeld worden met andere geledingen in de samenleving waaronder de zogenaamde sociaal minder draagkrachtigen.
De regering zal uit de beschikbare middelen, die vooral verkregen zijn middels besparingen en prudent beleid, ook rekening moeten houden met de bezoldiging van de personen die gelijkgesteld zijn aan landsdienaren. Daarnaast is er een grote groep van meer dan 20.000 gepensioneerden die vanwege de welvaartsvaste pensioenen ook in aanmerking moeten komen voor een koopkrachtvoorziening.
Uit de verschillende voorstellen die de afgelopen weken door de regering werden gedaan, is uiteindelijk besloten om bovenop de bezoldiging van december 2021, toe te kennen, twee zaken:
1. Een zogenoemde incorporatie van de SRD 1.000 koopkrachtversterking en SRD 800 ondersteuningstoelage in de bezoldiging van de landsdienaren.
2. Op deze nieuwe bezoldiging heeft de regering 17% verhoging gegeven, dat neerkomt op een gemiddelde verhoging van 20% voor de totale ambtenarij.
3. Als derde maatregel mag genoemd worden dat per 1 januari 2022 de belastingvrije grenzen zijn aangepast en wel zodanig dat door personen die minder dan SRD 4.000 ontvangen geen belasting wordt betaald. De belastingvrije grenzen van de overige belastingschijven zijn ook aangepast.
De regering heeft bij monde van het Onderhandelingsorgaan meegedeeld dat deze aanpassing van de bezoldiging een eerste fase is en dat in juli weer een aanpassing zal komen, zoals vastgelegd in het Tripartiet Akkoord.
Nog niet voldoende
De regering weet dat wat nu wordt gegeven nog niet voldoende is, maar dat vanwege de huidige financiële situatie wij geleidelijk aan de achterstand in de koopkrachtversterking inlopen. Alle bonden hebben hiervoor begrip getoond, maar over het tempo van inhalen van de achterstand bestond er enig verschil van inzicht. Als oplossing is gekozen voor een fase nu in maart en een tweede fase in juli.
Het OO heeft de bonden erop gewezen dat de huidige loonronde het volgende betekent:
Een verhoging van de bruto-bezoldiging van gemiddeld 86%, waarbij de percentages variëren tussen 123% en 44%. Dat betekent dat ambtenaren een betere pensioengrondslag hebben. Dit heeft ook invloed op toelagen die in procenten van de bezoldiging worden uitbetaald en op overuurvergoedingen, vakantiegeld en gratificaties. Niet vergeten moet worden dat straks ook voor de gepensioneerden vooruitgang wordt gerealiseerd.
De netto bezoldiging gaat omhoog met een percentage dat varieert tussen 15% en 25%, terwijl de gemiddelde verhoging 20% bedraagt.
Afgesproken is dat de TWK (Terugewerkende Kracht) over januari en februari zal worden uitbetaald in twee delen, namelijk de eerste over januari in maart en die van februari in april. Hierdoor wordt ook voorkomen dat te veel geld in één keer en in een korte periode in de economie terechtkomt.
De regering zal in het traject naar de tweede loonronde in juli in overleg blijven met de vakorganisaties, opdat benodigd cijfermateriaal en andere data vooraf reeds beschikbaar zijn en eventuele zorgpunten bij de uitvoering van gemaakte afspraken vroegtijdig kunnen worden aangepakt. De regering spreekt ten slotte haar erkentelijkheid uit over de samenwerking met de vakorganisaties om in een dialoog te geraken tot financierbare en uitvoerbare primaire arbeidsvoorwaarden.