Terwijl we verrast opkijken van het uit de coalitiegroep van DNA stappen van Patricia Etnel en scenario’s over ontheemde stieren waarin haar zoon en mensen van de VHP zouden zijn betrokken en van een terugtrekking uit Fitch door Suriname terwijl de Financien-minister er niets van weet, lossen we de gisteren gedane belofte in. De president van de Republiek Suriname heef bij de Nieuwjaarslezing van de vereniging van Economisten in Suriname enkele belangrijke mededelingen gedaan. Ook stond hij stil bij enkele markante punten. We laten in een vervolg die punten even hier de revue passeren. We hadden het gisteren over de investerings- en exportpromotiemaatregelen en instituties van de regering. We hadden een Investment and Development Cooperation Suriname (periode NDP), Investsur (bij wet ingesteld, periode NF en voortgezet in NDP-periode) en daarna de in opsraak geraakte Surfin NV die uiteindelijk na veel ophef voortgezet werd als Suriname Investment Enterprise NV. En dan wordt er weer gesproken over een Suriname Investment and Trade Agency (SITA), maar dan zijn we nog niet klaar. Er wordt in het weelderige landschap van investerings- en handels- en exportbevorderingsinstituten toegevoegd een zeer waarschijnlijke zwaar politieke “Approval and Appeal Board” op het kabinet van de president. Ook hier zal er een robbertje gevochten worden tussen VHP en de Abop, want iedereen moet vertegenwoordigd zijn, ongeacht expertise. Over het algemeen hebben dit soort boards in landen met zwakke checks and balances als Suriname maar 1 uitwerking: dat de mensen in de board procenten en aandelen eisen in de planning. Ter illustratie: ‘googlet’ u even terug naar de vermeende procenten die de vorige Indiase ambassadrice zou hebben geëist voor door India te financieren sportprojecten. In de internationale businesswereld zien we dat er veel beunhazerij plaatsvindt wanneer er onoverzichtelijkheid ontstaat. Financiers, zoals witwassers en corruptelingen die procenten eisen, worden op den duur onzichtbaar in de wirwar van echte en niet bestaande instituten, stichtingen en nv’s. Als dat zelfs in ontwikkelde landen kan plaatsvinden, waarom zouden wij daarvan bespaard zijn. In elk geval hebben we gezien dat er vooralsnog niet veel van het diasporaverhaal bewaarheid is geworden. Voor het slagen van het diasporaverhaal is nodig se dat belast met het nemen van besluiten van investeringsproposities, als het gaat om de betrokkenheid, begeleiding of ondersteuning van de Staat Suriname, bij de investering, en zal ook als beroepingsinstituut fungeren. De president gaf aan dat hij in februari, handelsmissies uit Nederland en Trinidad and Tobago verwacht, maar hoeveel van deze missies zijn er al niet geweest? Wat heeft het tot nu toe allemaal opgeleverd? Zijn deze missies niet gewoon verkapte vakanties naar zonnig Suriname met spannende nachtelijke activiteiten met moeder de vrouw op een veilige afstand thuis? Vreemd is dat de president geen concrete bedrijven in oprichting noemde, maar wel zich zorgen leek te maken over “voldoende importeren”. Hij gaf aan vanuit de vrijstellingen uit het “grondstoffenbesluit” dat er voldoende ruimte is om te ondernemen. Maar het moet voor de regering duidelijk zijn dat dat onvoldoende is voor het aantrekken van investeringen. bestaat. En met fondsen is er geen garantie dat investeringen zullen plaatsvinden. Daarvoor is nodig wat bijvoorbeeld de NDP-regering recent had gedaan: het afspreken met buitenlandse bedrijven met aantoonbare prestaties dat ze bedrijven hier oprichten zoals met het bedrijf uit Israël voor de veeteeltbedrijven die getorpedeerd zijn door bepaalde figuren in Suriname. Dus de aangekondigde fondsen NOFA, Productie Fonds en het fonds voor micro, kleine en middelgrote ondernemingen (MKMO-fonds) en Fonds Technische Bijstand Particuliere Sector zijn geen garanties voor bedrijvigheid. Het is nooit duidelijk precies wat de output is van deze fondsen. Het geld verdampt in bedrijven met gesloten boeken, waarbij niet uitgesloten is dat middelen voor een deel in de bedrijfsreserves belandt.
Interessant wordt het wanneer de president praat over Public Private Partnership: de overheid start bedrijven met haar grote infrastructuur op en verkoopt ze. Teleurstellend is als gezegd wordt dat meer aandacht behoeft, dus er zijn nog steeds geen concrete plannen. Beaamd wordt dat er nog steeds geen duidelijk beleid is omtrent de parastatalen. Nu pas worden ze in kaart gebracht. Alle parastatalen zullen weer door een regering in kaart worden gebracht, en er zal een beleid met uitvoeringsplan komen, zodat dit per organisatie, kan worden aangepakt. We denken dan dat de regering rijkelijk laat is, vooral wanneer werd beweerd dat een plan voor economisch herstel en versterking gereed lag. De parastatale bedrijven hadden in kaart moeten zijn gebracht. Het creëren van duurzame en productieve ontwikkeling, is de verantwoordelijkheid van eenieder, -individueel en collectief-, in onze relatief kleine samenleving. Aan het einde deed de president uiteen het sociaal beleid waar de VES eigenlijk logischerwijs niet in geïnteresseerd hoeft te zijn. We zeggen concluderend dus dat de regering nog steeds geen plannen heeft concreet hoe de economie te versterken richting meer productie, hogere productiviteit en een brede basis van inkomsten. Dat is wel te betreuren en geeft dus geen perspectief voor een minder stressvol bestaan in Suriname. Het wachten blijft dus eigenlijk op de olie-inkomsten, of misschien het voortijdig verkopen van een paar olievelden en het consumeren van de middelen. In economische zin niets nieuws onder de zon, met uitzondering van een nog heersende ‘stabiliteit’.