Eind september 2015 stelde de VN zeventien Sustainable Development Goals voor, met 169 concrete doelen als opvolger voor de Millenniumdoelstellingen (Millennium Development Goals). Ze vormen een globaal en ambitieus actieplan om de mensheid te bevrijden van armoede en de planeet terug op de koers richting duurzaamheid te plaatsen. Waar die MDG’s zich eerder richtten op het arme Zuiden, moet met de SDG’s nu ook het rijke Noorden wakker schieten. Tijdens de eerste helft van 2018 volgde echter een nieuwe conceptualisering van wat duurzaamheid inhield. Het drieledige model (people, planet en profit) van 2015 werd verlaten voor een vijfdelig model (people, planet, prosperity, peace en partnership).
De duurzame ontwikkelingsdoelen traden in werking op 1 januari 2016 en moesten door de lidstaten vertaald en geïmplementeerd worden op beleidsniveau. Om dit te bereiken is het voor hen aangewezen om actief op zoek te gaan naar partners. Hierin ligt het grote verschil met de gefaalde MDG’s. Partnerschappen zijn niet louter een voorwaarde om de doelen te behalen, maar maken in de vernieuwde conceptualisering ook integraal deel uit van wat duurzaamheid is. Dit artikel wil partnerschap en het globale kader van de SDG’s als uitgangspunt nemen. Met globaal wordt verwezen naar de set van zeventien duurzame ontwikkelingsdoelen die wereldwijd worden verspreid en gepromoot. Hoewel de doelen best niet los van elkaar mogen worden gezien, zal ik er toch twee uitlichten die een sterke onderlinge verbondenheid vertonen op het vlak van onderwijs en welzijn. Meer dan SDG 1, die handelt over het bestrijden van armoede, zoom ik in op SDG 4 over educatie, en SDG 17 over het nastreven van partnerschappen om de overige doelen te bereiken. Vindt het concept van partnerschap ingang in Suriname? En belangrijker, kan dit worden geoperationaliseerd via de eindtermen en schoolwerkingen, om (kans)armoedebestrijding te versterken?
Impact SDG in Suriname
Het doorstromen van globale concepten naar het lokale niveau loopt niet altijd zoals gewenst. De UNESCO, als onderdeel van de VN, heeft eerder een beperkte impact op de onderwijspraktijk van landen. Hoe worden deze duurzame ontwikkelingsdoelen vertaald naar het Surinaamse beleidsniveau? Op welke manier tracht Suriname de relevante doelen specifiek rond educatie te monitoren? Om het globale kader te laten doorsijpelen naar de lokale onderwijspraktijk, heeft de Surinaamse Regering een belangrijke taak te vervullen, zij dient namelijk de vertaalslag te maken. Om deze VN-doelen over te zetten naar het eigen beleidsniveau moet de Surinaamse Regering werken aan een langetermijnstrategie (OP 2022 – 2026, december 2021). Daarnaast dienen we ook tussentijdse doelstellingen op, te behalen tegen 2030, en sprak ze hierbij de voorkeur uit om stakeholders en de sociale partners intensief te betrekken. Die conceptnota OP 2022 – 2026 werkt als tussenstap voor Visie 2030. Helaas, is de paragraaf over onderwijsbeleid zeer mager uitgevallen.
Educatie zit vervat in SDG 4 en is onderverdeeld in tien subdoelen. In vergelijking met de Millenniumdoelstellingen die eerder op meetbaarheid waren gericht, werd het kwalitatieve aspect meer uitgewerkt.
Zo onderstreepte de VN het belang van een veilige, geweldloze en inclusieve leeromgeving voor kinderen, met aandacht voor het verhogen van het aantal gekwalificeerde leraren en studiebeurzen in ontwikkelingslanden (SDG 4a/b/c). Deze drie subdoelen zijn opgesteld zodat ze kunnen dienen als middel ter implementatie van de voorgaande zeven, eerder kwalitatief gerichte, doelstellingen. Om aan al deze zaken te werken, omvatten de SDG’s net het zeventiende doel over de partnerschappen, onderverdeeld in negentien subdoelen. Bij één van deze valt te lezen: “Doeltreffende openbare, publiek-private en maatschappelijke partnerschappen aanmoedigen en bevorderen, voortbouwend op de ervaring en het netwerk van partnerschappen.”
Het globale kader van de SDG’s raadt dus aan om, bij het nastreven van duurzaam en kwaliteitsvol onderwijs, partnerschappen aan te gaan en netwerken op te bouwen. Ik waarschuw ervoor dat het monitoringsproces het grootste pijnpunt vormt. Volgens mij ontbreekt het de SDG’s aan meetbaarheid. Data voor de economische indicatoren zijn ruim voorhanden, maar voor sociale indicatoren (bv. gezinssamenstelling, mentale gezondheid of thuistaal) zijn ze vaak onvolledig en van een beperkte kwaliteit. Hoe gebeurt de monitoring in Suriname, specifiek voor onderwijs?
Ik ben slecht te spreken over hoe wij omgaan met SDG 4 in het onderwijsbeleid in Suriname. We zouden moeten starten met het ‘Beleid voor Gelijke Onderwijskansen’ (GOK) om alle kinderen optimale kansen te bieden om zich te ontwikkelen. Maar ook aandacht voor zaken als kinderen in armoede, genderverschillen, toegang tot onderwijs voor kinderen met een beperking, toegang tot het beroepsonderwijs … zijn meetbare zaken. Het GOK-beleid bestaat uit drie pijlers, namelijk het inschrijvingsrecht, rechtsbescherming en ondersteuning van de scholen. De eerste pijler geeft leerlingen of de ouders het recht om in te schrijven in de school van hun keuze. Met de tweede pijler wil de overheid enerzijds de rechten van de leerlingen en ouders bewaken door bv. een onafhankelijke Commissie inzake Leerlingenrechten, die functioneert als centrale beroepsinstantie. Anderzijds kan zij ook de gelijke onderwijskansen voor leerlingen in een bepaald district verzekeren via de lokale overlegplatforms (LOP’s). In een LOP vergaderen vertegenwoordigers van alle scholen uit een district of regio, samen met lokale partners zoals Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB’s), ouders en leerlingen, integratiecentra, onthaalbureaus voor nieuwkomers en schoolopbouwwerk. Partnerschap maakt met andere woorden mogelijk uit van het monitorsysteem dat Suriname zelf op papier naar voren schuift als het middel om SDG 4 aan af te toetsen. Maar (hoe) gebeurt dit in de praktijk?
Het globaal kader van de Verenigde Naties heeft zijn weg nog onvoldoende gevonden naar het Surinaamse beleidsniveau en krijgt vorm in de korte- (OP 2022 – 2022) en langetermijnvisie (Visie 2030) van de Surinaamse Overheid. Het GOK-beleid zou hierin een belangrijke rol om de implementatie van SDG 4 te monitoren. Partnerschap is een onderdeel van het vijfdelige VN-model en wordt ingezet om duurzaamheid na te streven. We zouden moeten gaan werken aan de vernieuwde Surinaamse eindtermen voor het primair en het secundair onderwijs middels het volgen van het VN-model (people, planet, prosperity, peace en partnership). Er zijn dappere stappen gezet voor het primair onderwijs. Er is al een Surinaams kader aanwezig. Het monitoren van SDG 4 kan worden aangevuld met relevante data om andere doelen, zoals SDG 1 (over armoede) of SDG 10 (over ongelijkheid) nauwkeuriger op te volgen. Zo wordt de kritiek gecounterd op het magere monitoringsproces van de SDG’s en het gebrek aan data over sociale indicatoren. Scholen kunnen hier een sleutelrol opnemen door, participatief en via een bottom-up proces, maatschappelijk kwetsbare gezinnen in hun omgeving een stem te geven. Kader én momentum blijken dus, tot slot, aanwezig om de stap naar bredere leer- en leefomgevingen te zetten.
Helaas zijn de internationale en Surinaamse kaders nog onvoldoende op elkaar afgestemd en bieden ze nog onvoldoende kansen voor houvast voor de lokale onderwijspraktijk. Ook valt nog weinig draagvlak op te merken bij de Surinaamse leerkrachten.
Prof.dr. Henry R. Ori