Elk land probeert zich met zijn aanwezige grondstoffen op te bouwen. Maar soms heeft een land niet genoeg, dan koopt hij grondstoffen van een ander land. Het komt ook vaak voor dat een leider zich de grondstoffen van zijn land toe- eigent om zich daarmee te verrijken. Echter ook de leider van een ander land kan proberen om op een sluwe manier zich de rijkdommen van een kwetsbaar land toe te eigenen. Vroeger gebruikte men de oorlog hiervoor maar nu wordt een andere tactiek toegepast. Men bestudeert dat land en verzamelt informatie om erachter te komen welke grondstoffen aanwezig zijn en als het land in financiële nood zit, slaat men toe. Er wordt zogenaamd hulp aangeboden in de vorm van giften en goedkope leningen. Er is echter een verborgen agenda. Men weet dat het land de lening niet zal kunnen terugbetalen dus wordt er een onderpand geëist, bijvoorbeeld een bedrijf of haven waar men ruim van tevoren het oog op heeft laten vallen. Als de terugbetaaltermijn is verstreken en het geld niet terug betaald kan worden, wordt het onderpand opgeëist. Zo krijgt dat hebzuchtige land grip op dat kwetsbare land. Het land raakt zijn vrijheid kwijt, wordt geketend en leeggeroofd. Alleen door zijn ketenen af te werpen kan hij weer vrij en onafhankelijk worden.
Een voorbeeld van zo’n bloedzuigende parasiet is China. De Chinezen staan erom bekend dat ze zich richten op arme landen die veel grondstoffen hebben. Veel Afrikaanse landen betalen hun schulden aan China af met hun grondstoffen bijvoorbeeld met olie of koper. China gebruikt die om zijn eigen economie op te krikken. De meeste Chinese infrastructuurprojecten in Afrika zijn er dan ook op gericht die grondstoffen zo efficiënt mogelijk naar China te exporteren. Zo werd in Kenia nog de spoorweglijn gerealiseerd tussen Nairobi en havenstad Mombasa, die met Chinees geld werd gefinancierd. De naïeve Afrikaanse leiders zijn slechts gefocust op het geld. Ze zien niet hoe hun land wordt leeggeroofd. Bovendien stellen de Chinezen voor hun kapitaalinjecties geen lastige vragen over mensenrechten en corruptie, zoals het Westen wel vaak doet. Daar komt bij dat de Chinezen inzetten op lange termijn relaties, terwijl westerse landen met hun investeringen inzetten op de winst van volgend jaar. Door de aanleg van grote infrastructuurprojecten als luchthavens en snelwegen verzekert China zich niet alleen van een afzetmarkt in de toekomst, maar ook van politieke invloed in dat land. Ook dienen die landen als dumpplek van de overtollige Chinese bevolking.
De Chinese leningen zijn goedkoop, maar de Chinezen verwachten wel dat ze terugbetaald worden. Landen lopen het gevaar in een zogenaamde debt trapte lopen, een schuldenval, waarbij ze hun hoge schulden aan China niet meer kunnen terugbetalen. Angola is een goed voorbeeld van zo’n debt trap. Dat land betaalde zijn schulden aan China terug met olie. Eigenlijk is China een veel minder toegankelijke geldschieter. Westerse landen geven om de zoveel tijd schuldenverlichting, en kijken naar de reële behoeften van een land, China doet dat niet. China is primair aanwezig en uit op puur eigenbelang.
Suriname is door de vorige regering ook het slachtoffer geworden van zo’n debt trap. De vorige president is een enorme schuld bij China aangegaan zonder van tevoren de risico’s voor ons land na te gaan. Hij keek alleen maar naar het gemakkelijk verkregen geld uit China en niet naar de nadelige gevolgen voor ‘t land. Goud -en houtconcessies werden verkocht aan China en daardoor heeft China Suriname stevig bij haar nekvel. In de straten van Paramaribo is steeds meer Chinees vastgoed te zien. Het bouwen van enorme gebouwen ontwikkelt zich tot een maatschappelijk probleem. Negentig procent van alle supermarkten en restaurants zijn in Chinese handen. Suriname pretendeert onafhankelijk te zijn, maar is dat niet want China bedrijft in Suriname een economische politiek die als een moderne variant van de kolonialisering kan worden gezien. Als we vrijheid willen, moeten we niet blijven drinken uit de Chinese beker maar uit de sranan kalebas.
Vanuit Peking is er zogenaamd royale hulp voor Suriname, met de bouw van speeltuinen en huizen voor de sociaal zwakkeren. Daartegenover staat dat de Surinaamse regering afhankelijk is van geld uit China en zich daardoor niet in een positie bevindt om daar voorwaarden aan te stellen of om op te treden tegen illegale – en maffiapraktijken. Er worden Chinese arbeiders uit China gehaald en te werk gesteld bij de houtkap en goudconcessies. Worden deze arbeiders goed behandeld of gaan ze gebukt onder slavernij? De houthandel van Suriname is stevig in Chinese handen. Tropisch hout wordt bijvoorbeeld op grote schaal gekapt en verwerkt, maar de echte winst blijft niet hier, die gaat naar China. Ze hebben ook geprobeerd om onze wateren leeg te vissen. Dat is gelukkig op tijd stopgezet. The difference between a helping hand and an outstretched palm is a twist of the wrist.
Corruptie bestaat er in Suriname op alle niveaus en de Chinese aanwas van de laatste jaren doet op al die niveaus mee door het betalen van smeergeld. Suriname is economisch zwak, maar rijk aan hulpbronnen. Eigenschappen die het de ideale bestemming maken voor investeerders uit China.
Surinamers kijken machteloos toe hoe de Chinezen het land steeds meer in hun greep krijgen. De enige optie om onze vrijheid en respect terug te krijgen is om geen schulden te hebben aan China. Het wordt tijd dat Suriname zich serieus gaat bezighouden met vragen als: “Wie halen we ons land binnen en waarom? Zijn we nog baas in eigen land?”
“ Hij die mijn land binnenkomt, kan mij alleen overheersen en mijn zelfrespect afpakken, als ik hem die kans geef.”
Josta Vaseur