Als kind hadden we het niet zo breed. Toch lukte het mijn ouders om hun elf kinderen te voeden, te kleden en vooral fatsoen, normen en waarden bij te brengen. Twee dingen bleef mijn moeder altijd erin hameren, namelijk een diploma halen en een perceel kopen. Zij die goed konden leren werden arts, econoom, jurist. Maar zij die niet zo intelligent waren, werden gestimuleerd om een vak te leren, kortom we werden gestimuleerd om in ons levensonderhoud te kunnen voorzien, je nooit afhankelijk op te stellen en ons als een fatsoenlijke burger te presenteren. Elk kind dat haar of zijn eerste salaris had ontvangen, kreeg van moeder te horen: ” Ga een perceel kopen en elke maand aflossen.” Op de volwassen leeftijd zijn we haar dankbaar want elk kind heeft een perceel en eigen huis en is onafhankelijk. The more you depend on other people, the less you learn and the less you grow.
Een blik in onze huidige samenleving laat een mens die het tegengestelde is van onze opvoeding. Ik hoor mensen alleen maar praten over de plichten van lanti.
- Lanti moes kon ruim a rommel op sa wi trowe`ini din gotro.
- Lanti moes poeroe a pina
- Lanti moes verhoog a stontjie monnie.
- Mi e`go aksie lantie wan pies gron.
- Wi wan Bouta bakka, zodat we weer gratis kunnen krijgen.
Kortom ik hoor alleen woorden als vragen, krijgen en hebben. Hun blik is constant gericht op lanti, zoiets als ‘wat kan mijn land voor me doen, en niet wat kan ik voor mezelf en mijn land doen.’ Men blijft leunen en zich afhankelijk opstellen. Ook in de gezinnen zie ik een verandering. Vroeger namen de kinderen de zorg voor hun oude vader of moeder op zich. Nu blijven vaak volwassen kinderen bij moeder in huis wonen, krijgen kinderen en laden zo meer zorgen op de schouder van de moeder. Ze nemen niet de verantwoordelijkheid voor zichzelf en hun kinderen op zich. Het gros van de volwassen kinderen vindt het heel normaal om op de zak van moeder te blijven teren. Men leeft bij de dag en werkt niet aan een toekomst. Nietsnutten gaan op rooftocht uit, in plaats van te gaan werken. Men teert dus op de zak van een ander, door middel van geweld of door te bedelen. Kortom ik kijk en zie een samenleving waar het gros van de mensen bij de dag leeft, teert op de zak van een ander en slechts spreekt in zinnen van vragen, hebben en krijgen. A man is but a product of his thoughts. What he thinks, he becomes.
Het recentste voorbeeld zijn de occupanten. Iedereen wilde oordelen over de misdaad die deze mensen hebben gepleegd. Men oordeelde dat ze de wet hebben overtreden. Hoewel dat een feit was, focuste ik me niet zozeer op de daad, maar observeerde de mensen. Ik zag mensen die het heel normaal vinden om huis en perceel van een ander te bezetten. Ik hoorde de occupanten tijdens een interview zeggen ‘we hebben niets dus zijn we gaan bezetten. We wachten en vragen, maar lanti geeft ons niets.’ Ik zag de afhankelijke opstelling en hoorde de woorden krijgen en hebben. Veel mensen in onze huidige samenleving hebben deze levenshouding. Ze denken slechts in termen van gratis krijgen en hebben. If you have the strong belief that you can do it, you shall surely acquire the capacity to do it even if you may not have it at the beginning.
Hoe is deze levenshouding van alles gratis hebben en krijgen ontstaan? Men verwacht dit gedrag alleen te zien bij het arme volk. Dit gedrag komt echter vooral voor bij mensen in een topfunctie met een riant salaris, zoals Parlementariërs, Dc’s, directeuren enz. Alleen zorgt een deftig pak ervoor dat het volk met oogkleppen rondloopt. Het is precies de omgekeerde wereld. Juist de mensen die het zich financieel kunnen permitteren, vinden het heel normaal om grote lappen grond gratis van de staat te krijgen of het zich toe te eigenen. Ze vinden het normaal om te kunnen leunen op allerlei sociale voorzieningen, gratis benzine enz. Dit voorbeeld krijgt de kleine man al jaren te zien, geen wonder dat die denkt dat hij ook gratis kan hebben en krijgen. Mevrouw Etnel vecht regelmatig voor het welzijn van de kleine man. Het is echter vechten tegen de bierkaai daar de wortel van dit kwaad ligt aan het slechte voorbeeld dat de top afgeeft. Die krijgt gratis percelen en wordt op allerlei fronten geregeld. Men kan wel blijven roepen dat de kleine man zelfstandig en onafhankelijk moet worden, maar als men dit kwaad echt bij de wortel wil aanpakken, zal men bij de top moeten beginnen. Daar moet men laten zien dat gratis pakken en graaien, een mentaliteit is om zich voor te schamen. A good example has twice the value of good advice. Trots, zelfrespect en eigenwaarde zijn verdwenen, met het gevolg dat we tegen een mens aankijken waar we niet trots op kunnen zijn. Er moet een mindshift bij de top plaatsvinden die zich manifesteert in de daad. De daad moet zich ontwikkelen tot een gewoonte en de gewoonte wordt het lichtende voorbeeld voor elke Surinamer.
“Learn to carry yourself on your own back, because people will drop you quicker than they picked you up.”
Josta Vaseur