De regering heeft het wetsvoorstel klaar om de geldende Wet Uitvoering Burgerlijke Uitzonderingstoestand zodanig te wijzigen waardoor bepaald wordt dat de toegang tot de werkplek slechts mogelijk zal zijn na het overleggen van een bewijs van Covid-19 vaccinatie. In een toevoeging van artikel 1 van de wet wordt gesproken over een “besloten plaats” en daaronder wordt verstaan een niet openbare en een niet voor een ieder toegankelijke plaats, niet zijnde een woning.
Volgens het wijzigingsvoorstel worden bij presidentieel besluit de besloten plaatsen aangewezen, waaronder de plaatsen waar arbeid wordt verricht of pleegt te worden verricht. De voorgestelde wetswijziging voorziet erin, dat voor de toegang tot die besloten plaatsen of om er aanwezig te zijn, personen een bewijs moeten kunnen overleggen van volledig gevaccineerd zijn tegen Covid-19 of van een negatieve PCR-test of een door de overheid erkend Covid-19 antigeen sneltest, niet ouder dan 24 uur.
De verplichting tot overlegging van een vaccinatiebewijs of een negatieve PCR test of een antigeen sneltest is niet van toepassing op personen tot en met 12 jaar, personen die wegens medische gronden vaccinatie of het uitvoeren van eerder genoemde testen ongewenst of achterwege behoort te blijven, en personen met religieuze gewetensbezwaren.
Bij presidentieel besluit kan ook worden bepaald dat volstaan kan worden met een eerste vaccinatieprik. De toegang tot de werkplek geldt dan tot de datum op de vaccinatiekaart waarop de tweede tevens laatste vaccinatieprik dient te zijn ontvangen.
Het is niet duidelijk of het wetsvoorstel voor wijziging van de Wet Uitvoering Burgerlijke Uitzonderingstoestand reeds naar de Staatsraad is gestuurd voor advies en wanneer het bij de Nationale Assemblee zal worden ingediend ter behandeling en goedkeuring.
Minister Amar Ramadhin van Volksgezondheid heeft vorige week in de parlement gezegd dat de regering voorstaader is van een beleid gericht op garanderen van veilige werkplekken.
SS