Politici hebben de neiging om van alles te beloven tijdens verkiezingscampagnes, maar ze kunnen zelden die beloften nakomen als de verkiezingen achter de rug zijn. Eigenlijk doen politici in verkiezingstijd geen beloften. Ze zeggen tijdens de campagne wat hij of zij wil bereiken. Zodra een politicus in de campagne zegt wat hij of zij wil, wordt het automatisch door het volk vertaald als een belofte. Eigenlijk gebeurt het volgende, Als er verkiezingen aankomen, schrijft iedere partij een verkiezingsprogramma. Daarin staan alle plannen die de partij zou willen uitvoeren, als zij het in haar eentje voor het zeggen zou hebben. Tijdens de campagne gaan politici die plannen aanprijzen. Dat doen ze enthousiast, want ze zijn ervan overtuigd dat zij de beste plannen hebben. Ze willen kiezers daar ook van overtuigen. Maar na de verkiezingen zijn partijen vaak gedwongen om samen te werken met andere partijen. Ze moeten onderhandelen en dat is altijd geven en nemen. Daardoor kan geen enkele partij haar geplande verkiezingsprogramma volledig uitvoeren. Politici weten wel dat ze in een formatie compromissen moeten sluiten om een coalitie te kunnen vormen, maar ze willen in de formatie ook hun mooie plannen uitvoeren en dat lukt niet altijd. Politici moeten dus op hun woorden letten en voorzichtig zijn met het doen van beloften want er staan altijd mensen klaar om ze aan die beloften vast te pinnen. Deze regering heeft vaak het verwijt moeten aanhoren, ‘joe bo set eng toch? In een coalitie van vier is dat haast onmogelijk. Bovendien speelt de situatie zoals die wordt aangetroffen ook een grote rol of de belofte kan worden nagekomen. Alleen als een partij genoeg zetels heeft om de alleenheerschappij op te eisen, kan hij alleen zijn eigen plannen uitvoeren en dus zijn beloften houden. Als hij een coalitie moet vormen met andere partijen, wordt het geven en nemen. Politici zoeken electorale steun, willen zaken veranderen en moeten rekening houden met wat wenselijk is en wat realiseerbaar is.
Het niet nakomen van beloften is niet nieuw. De politicus die beloften doet, loopt het risico ze noodgedwongen te moeten breken, dan wel buitenspel te staan. Mensen hebben de neiging om zich meer te focussen op wat afwijkt en op het niet nakomen van beloften. Daarom zouden verantwoordelijke politici zich moeten voornemen om uiterst terughoudend te zijn met het doen van beloften. Politici moeten proberen om tijdens de verkiezingscampagnes wat voorzichtiger te zijn door dichterbij hun programma’s te blijven en tevens telkens te benadrukken dat hun ‘beloften’ eigen wensen zijn. Dat voorkomt achteraf spijtbetuigingen en een beeld van onbetrouwbaarheid. Ze kunnen bijvoorbeeld beloven dat zal worden geprobeerd iets voor elkaar te krijgen (een inspanningsverplichting). Dat draagt hopelijk bij aan herstel van vertrouwen.
Bij politieke beloften zou altijd als disclaimer moeten worden vermeld: ‘Bij het aangaan van een coalitie maak ik me hard voor deze zaken, maar ik zal ook af en toe wat moeten toegeven.’ Of de balans tussen wat ze binnenhalen en weggeven goed is, zal de kiezer uiteindelijk moeten beoordelen. Precies bijhouden welke beloften politieke partijen in hun verkiezingsprogramma’s doen en wat daar dan van terechtkomt in hun dagelijks werk, is een vrijwel ondoenlijke klus. Er zijn beloften die worden gedaan voor de verkiezing maar er kan ook tijdens het regeren een opname in het regeerakkoord plaatsvinden die in geen enkel programma heeft gestaan. Een zwaarwegende maatregel aankondigen waarover in de verkiezingstijd niets is gezegd en waarvan je weet dat die zeer omstreden zal zijn, zet kiezers echt op het verkeerde been. Een niet-gemaakte belofte die zo duur is en waarover de kiezers van tevoren dus geen standpunt hebben kunnen innemen, is waarschijnlijk schadelijker voor de politieke partijen dan een belofte die niet wordt nagekomen.
Tijdens het regeren, kunnen er ook plots misstanden plaatsvinden, zoals illegale houtkap, het wegmoffelen van apparatuur door Adhin, benoemen van Leo Brunswijk bij EBS enz. De president kan het volk beloven om deze wantoestanden aan te pakken. De intentie is er, hij kan echter in de uitvoering hiervan worden gedwarsboomd. Dit is in het eerste regeringsjaar al een paar keer voorgevallen. Bijvoorbeeld toen Adhin werd opgepakt voor het vernielen van apparatuur, was het Brunswijk die riep, ‘ach dit kan worden afgedaan met een geldboete.’ Ook het onderhandelen met de politiebond werd de minister van justitie uit handen genomen door de VP. De bond kreeg zijn zin. De benoeming van Leo Brunswijk bij EBS kan, ondanks vele protesten, nog steeds niet ongedaan worden gemaakt, het ontslag van mevrouw Pokie is nog steeds een raadsel. De positie bij staatsolie die eerst aan de NPS was toegekend, werd teruggedraaid en opgeëist door Brunswijk. Het wordt de president erg moeilijk gemaakt om op te treden. Een vos verliest zijn haren maar niet zijn streken. Ditzelfde gedrag werd door Brunswijk en Somo getoond tijdens de regering Bouterse. Bouterse heeft ze toen verwijderd en is alleen gaan regeren. Dit gedrag herhaalt zich. Zal deze president ook kiezen voor verwijdering of zal hij dit gedrag blijven tolereren? Dit ondermijnende gedrag aanpakken, zal het vertrouwen van het volk beslist versterken. Als echter blijkt dat deze problemen op de lange baan worden geschoven en niet worden aangepakt, zal dat de doodsteek zijn voor het vertrouwen. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Woorden zijn woorden, verklaringen zijn verklaringen en beloften zijn beloften. Maar alleen prestatie is de werkelijkheid.
Een politicus die niets belooft is volstrekt onzichtbaar, een die alles voor elkaar krijgt is ondenkbaar.
Josta Vaseur