Het Constitutioneel Hof is de vorige week uitgekomen met zijn uitspraak over de
geldigheid van de Amnestiewet van 2012 en heeft terecht veel lof geoogst in binnen- en buitenland. Van alle kanten zijn lessen opgesomd die uit de uitspraak moeten worden geleerd: het parlement zou zich niet mogen mengen in een lopende strafzaak, moet goed en rechtsstatelijk zijn en zich houden aan de taken en verantwoordelijkheden, opgedragen door de grondwet en het mandaat van het volk om op te komen voor het volksbelang en niet voor individuele belangen . Een te leren les is ook dat een fraktie van een politieke partij in de Nationale Assemblee haar politieke of coalitieleider niet onvoorwaardelijk moet volgen en dat elk lid van dit college (en wat ondergetekende betreft, ook van de regering) een eigen verantwoordelijkheid heeft.
Wat ondergetekende verbaast, is dat een belangrijk inzicht waartoe de uitspraak van het Hof leidt, aan velen voorbijgaat. Het gaat hierbij om het inzicht m.b.t. de weg die in de gegeven situatie moet worden bewandeld om na het heruitspreken van vonnis in het 8 december strafproces, te komen tot orde, vrede en rust in Suriname. Het Hof is immers van oordeel dat de strijdigheid van een amnestiewet met grondwet en mensenrechtenverdragen alleen dan gerechtvaardigd is, indien aan zo’n wet een dringend algemeen belang ten grondslag ligt. Het Hof acht dit dringende algemeen belang in de Amnestiewet van 2012 niet aanwezig, aangezien zulks noch in de wetstekst, noch in de memorie van toelichting ervan en noch in de door de wetgever uitgevoerde belangenafweging blijkt. Het Hof leert ons eveneens dat bij zo’n eventuele amnestieverlening de instelling bij wet van een waarheids- en verzoeningscommissie hoort die de belangen van zowel slachtoffers, nabestaanden als eventuele bijbehorende verdachten waarborgt.
Uit het voorgaande destilleert ondergetekende de weg naar orde, vrede en rust, kortom de weg naar staatsveiligheid, die na het heruitspreken van vonnis in het 8 december strafproces moet worden bewandeld: trek de Amnestiewet van 2012 in en maak anno 2021 een nieuwe wet waarbij tot uiting komt dat de staatsveiligheid na het uitspreken van bedoeld vonnis hoogstwaarschijnlijk in gevaar komt. Immers, de President uit de periode 2010 tot 2020 heeft ten tijde van het 8 december strafproces orde, vrede en rust kunnen handhaven. Er is thans een nieuwe President die pas een jaar aanzit; het is de vraag of hij inmiddels voldoend overwicht heeft op de veiligheidsdiensten met haar bemensing om in het natrajekt van het onderhavige proces de staatsveiligheid te garanderen. Krachtens verklaringen van deze nieuwe President en de minister van Defensie vormt de recente diefstal van zware militaire wapens bij de oud-President thuis een gevaar voor de staatsveiligheid, terwijl orde en rust nu en de komende maanden hard nodig zijn om het in uitvoering zijnde stabilisatie- en herstelplan dat voor grote delen van de bevolking veel ongerief met zich meebrengt, een kans van slagen te geven. Het alternatief voor geen nieuwe amnestiewet is hoogstwaarschijnlijk grote schade aan land en volk! Hoogstwaarschijnlijk omdat sommige situaties pas zeker zijn als het laat is.
Bij een amnestiewet hoort, zoals van de uitspraak van het Constitutioneel Hof valt af te leiden, een bij wet ingestelde waarheids- en verzoeningscommissie. Als de regering de noodzaak niet inziet om deze twee zaken in orde te doen maken of terzake niet voortvarend genoeg is, dient een aantal DNA-leden met concept-initiatiefwetten te komen. Wie niet meewerkt aan de totstandkoming van deze wetten, zal persoonlijk verantwoordelijk zijn voor eventuele verstoringen van de staatsveiligheid in het natrajekt van het 8 december strafproces. DNA-leden , neemt uw verantwoordelijkheid en wees net zo moedig en wijs als leden van het Constitutioneel Hof.
Ir. R.R.Assen, Oud-minister van Defensie