Door het Constitutioneel Hof, dat net is ingesteld, is het eerste wapenfeit al gepleegd. Aan het Hof was gevraagd om zich uit te spreken over de aanpassing van de Amnestiewet. Het CH heeft in zijn vonnis aangehaald dat de wetgever, in 2012, met de uitbreiding van de wet geprobeerd heeft een ‘low intensity conflict’ in de samenleving op te lossen. Een ‘low intensity conflict’ zou een militair conflict tussen twee of meer staats- of niet-statelijke groepen zijn, dat lager is dan de intensiteit van een conventionele oorlog. Het houdt in dat de staat militaire strijdkrachten gebruikt die selectief en met terughoudendheid worden ingezet om naleving van zijn beleid of doelstellingen af te dwingen. De term kan ook worden gebruikt om conflicten te beschrijven waarbij ten minste één of beide tegengestelde partijen langs dergelijke lijnen opereren. Dat is de beschrijving wat te vinden is op de niet-wetenschappelijke bron Wikipedia. De vraag rijst nu of in Suriname in het nieuwe millennium sprake is geweest van een low intensity conflict. Eerlijkheidshalve moet bekend worden dat in het vonnis zinnen voorkomen die niet te volgen zijn. Waarschijnlijk heeft dat te maken met een vertaalslag die met heeft getracht te maken van jurisprudentie van commissies en gerechtshoven en dat niet altijd direct is gelukt zodat het te volgen is. Wel wordt getracht aan te geven dat volgens het VN- en het Inter-Amerikaans systeem het mogelijk is (vaste rechtspraak) dat amnestiewetgeving die in strijd is met het Inter-Amerikaans Mensenrechtenverdrag, nietig kan worden verklaard. De vraag rijst hoe en door wie de nietigverklaring dient plaats te vinden. Opmerkelijk is dat het CH het verzoek tot toetsing van de wijziging van de amnestiewet in 2012, kreeg van de NDP-fractie in de vorige regeerperiode. Het verzoek was gedaan om de Amnestiewet te toetsen aan de grondwet en internationale mensenrechtenverdragen. De bedoeling van de wijziging van de amnestiewet van 2012 was om de gepleegde feiten op 7, 8 en 9 december 1982 door de militairen en de militaire machthebbers, voornamelijk de zogenaamde Decembermoorden, niet in aanmerking te laten komen voor amnestie. De wet kwam in een periode waar er nog geen uitspraak was gedaan door de rechter in het Decembermoordenzaak. De eerdere amnestiewet stamde uit de periode toen de binnenlandse oorlog werd afgesloten en had als doel om de overgang naar vrede te faciliteren. De Amnestiewet (Amnestiewet 1989) is een wet uit 1992 die oorspronkelijk amnestie verleende voor zo’n 20 strafbare feiten uit het Wetboek van Strafrecht gepleegd tussen 1 januari 1985 en 19 augustus 1992. Dat was de periode van de Binnenlandse Oorlog tussen het nationaal leger onder Bouterse en het Jungle Commando van Ronnie Brunswijk. Op 4 april 2012 werd de wet gewijzigd door De Nationale Assemblée om de termijn te verlengen, zodat ook strafbare feiten tussen 1 april 1980 en 31 december 1984 eronder zouden vallen. Hierdoor vallen ook de zogenaamde Decembermoorden onder de wet, moorden waarvoor op dat moment de president van Suriname, Desi Bouterse, bij de krijgsraad terechtstond. De wijziging van de amnestiewet in 2012 werd opgevat als een inmenging van de wetgever (lees: de politiek) in een proces van de onafhankelijke rechterlijke macht. De initiatiefnemers van de wet gingen uit van een rechtmatige en legitieme handeling gebaseerd op de grondwet, omdat de grondwet de mogelijkheid van amnestie noemde. Nu is door geoordeeld door het CH, dat de wijziging van de Amnestiewet in 2012 in strijd is met de grondwet en mensenrechtenverdragen. Deze taak is een kernfunctie van het CH. Suriname is gebonden aan internationale verdragen die door hem geratificeerd zijn. De wijziging van de Amnestiewet werd gezien als een preventieve actie van de politiek om zelfs bij een veroordeling van de vermoedelijke daders bij de Decembermoorden, hen te behoeden van een daadwerkelijke gevangenisstraf. Op de inhoud van het vonnis en vooral de argumentatie komen wij binnenkort nog terug. Nu geven we wel aan dat het CH zijn vonnis gebaseerd heeft op uitspraken van de Inter-Amerikaanse Commissie voor Rechten van de Mens en het Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens. Ook hebben als brin voor de beslissing gediend de grondwet en het Bupo-Verdrag. Opmerkelijk is dat het CH wetgeving die strijdig is met de grondwet en mensenrechtenverdragen wel toelaatbaar acht, maar alleen als het gerechtvaardigd is, dus indien met de wijziging een dringend algemeen belang wordt gediend. En dit dringend algemeen belang kon het CH nu juist niet vinden in de wijziging van de wet van 2012. Nu schept het CH hiermee wel een zeer gevaarlijk precedent en een verleiding voor de politiek, want het is mogelijk om wetgeving in strijd met de grondwet en mensenrechtenverdragen te maken. Het CH zal niet ‘ingrijpen’ indien naar zijn oordeel een dringend algemeen belang wordt gediend. En daarover nu kunnen de meningen enorm verdeeld zijn, want ook het CH kan subjectief zijn, omdat de invulling op een bepaalde wijze heeft plaatsgehad. Oordeelt het CH dat er dat er strijdigheid is met één of meer bepalingen van de grondwet of een volkenrechtelijke overeenkomst (mensenrechtenverdragen), dan wordt de desbetreffende wet of gedeelte daarvan (dus nu de wijziging van de amnestiewet in 2012), geacht onverbindend te zijn, met ingang van
de dag van de beslissing van het Hof. Dat staat in de Wet Constitutioneel Hof.
De rechterlijke en politionele instituten in Suriname kunnen dus doen alsof de wijziging van de amnestiewet in 2012 nooit heeft plaatsgehad. Daarmee heeft het CH zijn werk gedaan en de vraag rijst nu wat er verder zal gebeuren met de veroordelingen waarover er nog in rechte wordt gebakkeleid.