Door de regering zijn verschillende maatregelen getroffen om de koerssituatie in Suriname te stabiliseren. Door de regering is eind september 2020 de Commissie Wet Controle Valutaverkeer en Transactiekantoren (de zogenaamde Valutawet) geïnstalleerd voor de periode van 3 maanden. Deze commissie moest zich bezighouden met de evaluatie van de Valutawet van maart 2020 en haar werk eind december 2020 opleveren. De huidige regering is van oordeel dat de Valutawet omstreden is, omdat die door de keel van de samenleving is gedrukt. De huidige regering heeft als toenmalige oppositie geprotesteerd tegen de wijze waarop deze wet is afgekondigd en de inhoud ervan. De regering zegt nu dat er ‘goede zaken’ zullen zijn in de wet en ook goede zaken die nog opgenomen kunnen worden. De regering denkt dat er ook zaken zijn die vernietigend werken en die zal moeten worden aangepast. Verschillende DNA-leden en het bedrijfsleven zijn bij de goedkeuring van de wet in opstand gekomen en er zijn rechtszaken aangespannen met twee vonnissen. Het gevolg is geweest dat de wet is opgeschort. In de media is opgetekend bij de installatie van de commissie, dat de regering duidelijk heeft aangegeven tegen de regel te zijn dat exporteurs 60 procent van hun valuta-inkomsten zouden moeten repatriëren en afdragen aan de Staat tegen de Centrale Bankkoers. Dat bezwaar zou er zijn omdat de paralelmarkt koers veel hoger zou liggen dan de centrale bankkoers.
In januari heeft de commissie haar werk opgeleverd. Onder meer is in de media verklaard dat het probleem is het speculeren met valuta door illegale wisselkantoren. Dat moet bestreden worden. De commissie heeft aanbevolen nog dat binnen de wet een nog strengere toezicht- en handhavingsregime wordt ingevoerd. Maar was het niet zo dat de strengheid en de harde hand in de wet een binnen de bestaande wetgeving? De commissie heeft geadviseerd om een ‘gezamenlijke taskforce’ in te stellen. Die moet de taak hebben om speculatieve illegale wisselkantoren ‘te bestrijden’. De commissie ziet het bestrijden ook strafrechtelijk: dus met boetes of hechtenis als het gaat om overtredingen en gevangenisstraf als het gaat om misdrijven. Maar was er juist geen bezwaar omtrent de harde hand van de wet? Het voorstel is dus niet dat gewerkt wordt aan de basis van de economie maar het optreden tegen speculanten, wat uiteindelijk zal leiden tot een daling van de koers, volgens de commissievoorzitter. Maar is dat niet exact hetzelfde wat de Valutawet beoogde? Hadden de VES en de banken geen moeite met deze eenvoudige, simplistische benadering?
Nu is enkele dagen terug eigenlijk bekend gemaakt waartegen de regering aangaf juist moeite te hebben: exporteurs moeten met ingang van 1 maart 2021 al hun exportopbrengsten repatriëren naar Suriname. We hopen dat het stukje van ‘al’ (100%) wel klopt. Dit is namelijk veel strenger dan wat in de Valutawet was/is geregeld. Die wet bepaalt in artikel 5 dat alle rechtspersonen of natuurlijke personen verplicht zijn ten minste 60% van hun exportopbrengsten te repatriëren. Dus de opgeschorte Valutawet praat over 60% repatriatie, terwijl de regering nu praat over 100% als de media correct zijn. Bovendien rijst de vraag op basis van welke wet de regering de repatriatie van de importeurs vordert, misschien de Bankwet en/of de Deviezenwet. De Valutawet bepaalt in artikel 5 dat voor zover het betreft exportopbrengsten uit de mijnbouwsector het percentage te repatriëren opbrengsten vastgesteld is op 50% procent. En de president had/heeft de bevoegdheid om het percentage van 50% te verhogen. De president moest/moet onder de Valutawet ook de ingangsdatum van deze repatriëring bij presidentieel besluit vast. En dat moest al binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze wet (dus in september 2020) zijn gebeurd. Het repatrieren houdt eenvoudig uitgelegd uit dat de valuta gebracht wordt naar het formele financiele systeem van Suriname dus dat het bij een commerciële bank, een staatsbank of de centrale bank wordt bewaard, of in het uiterste geval (thuis) in een enorme kluis als dat niet in strijd zou zijn met de deviezenwetgeving, wat niet zo lijkt.
De Surinaamse regering zou naar verluidt ook hebben beslist dat exporteurs (naast de repatriatie) per 1 maart 2021 een deel van hun vreemde valuta (dat gerepatrieerd is) moeten omzetten in Surinaamse dollars, uiteraard tegen de centrale bankkoers. Ook de cambio’s moeten een deel van hun inkomsten in SRD omzetten. Naar verluidt zou het gaan om bedragen in de orde van omzetting van 30%.
Deze besluiten zijn genomen in een samenspraak tussen de regering (Financiën), de centrale bank en de Deviezencommissie. De genomen besluiten hebben als doel het verhogen van het aanbod van vreemde valuta voor importen waardoor de druk op de wisselkoers zal afnemen. Daarnaast moet het de internationale kasreserves van de centrale bank versterken. Het heeft ook tot doel het verhinderen van speculatie met de Surinaamse dollar ook buiten de landsgrenzen. Inmiddels hebben exporteurs en andere ondernemers die inkomsten hebben uit het buitenland bezwaar geopperd tegen deze maatregelen. We merken dat er met betrekking tot de korte termijn (repressie)maatregelen en de lange termijn (duurzame productie en productiviteit) het beleid in de oude en de nieuwe periode niet veel verschillen. Wat wel verschilt is dat de vorige regering heen traditie heeft van stabiliseren, juist van afbreken. De regeringen onder de NPS-presidenten hebben wel stabiliteit kunnen brengen, maar het eigen politiek huis had te maken met een strak disciplinair regiem. Nu kijken we even of deze regering het stabilisatietraject kan herhalen.