Door een voormalige minister en DNA-lid is een rechtszaak aanhangig gemaakt tegen de Staat Suriname om een bepaalde voorziening waarop hij meent aanspraak te maken, af te dwingen. Het gaat om een zogenaamde ‘platinum’ verzekeringspas waarop hij meent aanspraak te mogen maken. Door de minister van Binnenlandse Zaken is op de radio een uitleg gegeven over waarom het gaat. De uitleg van de minister was niet helemaal duidelijk. De minister geeft namelijk aan dat de voormalige minister op alle voorzieningen aanspraak zal blijven maken als voorheen, maar dat hij alleen de zogenaamde platinum kaart niet in handen krijgt. Daaruit blijkt dus dat de Staat alles blijft betalen voor dezelfde pakketten, maar het enige verschil is nu dat de voormalige ministers de kaarten niet in hun handen krijgen. Dat zou de regering minimaal SRD 3.000 per maand per minister kosten volgens de uitleg van de minister. Nu begrijpen we niet hoe men dezelfde voorzieningen kan blijven genieten maar er een besparing is van SRD 3.000 per ex-minister alleen omdat men de kaart niet in handen krijgt. Dat betekent dus dat de kaart zelf een intrinsieke waarde heeft, net als een (gouden) munt. En die waarde zou zijn SRD 3000, maar vreemd genoeg per maand. Een warrig verhaal van de minister zoals altijd, omdat hij de zaken niet zakelijk en met correcte up to date informatie benadert. Iets klopt dus niet aan het verhaal, maar we maken op basis van wat hij zegt een berekening. Volgens de minister gaat het om 150 ex-ministers waar de kaarten niet meer in de handen zullen worden gelegd en zal worden bespaard, zonder te snoeien in hun voorzieningen. Op maandbasis wordt dan bespaard SRD 450.000 per maand en per jaar SRD 5.4 miljoen. Maar nu even een korte blik op de voorzieningen van de gewezen ministers van Suriname. Deze voorzieningen zijn per resolutie geregeld in juni 2010 door de president Venetiaan. Dat is gedaan nadat het dus duidelijk was dat de zittende regering de verkiezingen van een maand terug (in mei 2010) had verloren en dat er waarschijnlijk een andere regering zou komen. In de overwegingen van de resolutie gaf de president aan dat voor gewezen regeringsfunctionarissen diverse voorzieningen ophouden, indien na zekere termijn niet wordt geopteerd voor het ambtenaarschap. Maar het zou in de administratie ook zijn gebleken dat geen eenduidige en effectieve invulling kon worden
verkregen vanwege gebrek aan vastlegging van de voorzieningen. En dat toen het nodig was om deze bedoelde voorzieningen ter wille van een eenduidige en transparante
uitvoering per resolutie vast te leggen, e.e.a. vooruitlopend op een definitieve regeling ter zake. Dus de resolutie van 2010 geeft aan dat de voorzieningen die worden geregeld voor zittende en ex-presidenten, -vp’s, -ministers en –onderministers voorlopige voorzieningen zijn, althans dat een definitieve regeling van deze zaak moest komen. In de 2 regeertermijnen die daarna volgden heeft de regering en dus het ministerie van Biza nagelaten om deze definitieve regeling misschien per staatsbesluit in orde te maken. We zitten dus nog steeds met wat blijkt de impliciet voorlopige voorziening. De resolutie vermeldt dat ministers en onderministers en de leden van hun gezin aanspraak maken op een aantal voorzieningen ten laste (dus op kosten) van de Staat. Het gaat ten eerste om beveiliging: zowel object- als subjectbeveiliging, hetzij middels manbeveiliging dan wel middels elektronische
beveiliging of beide. Verder heeft men recht op vervoersfaciliteiten: een auto en brandstof en een persoonlijke chauffeur in dienst van de Staat. Op telecommunicatievoorzieningen maakt men ook aanspraak: telefoon (vaste verbinding en mobiel, inclusief een geheim nummer), een faxapparaat en internet, inclusief ADSL. Verder heeft men aanspraak op personele voorzieningen: l of 2 exterieurverzorgers, in dienst van de Staat. Op protocollaire voorzieningen heeft men ook recht: bijstand van het ministerie van Buitenlandse Zaken in
verband met te ondernemen reizen naar het buitenland (dus niet alleen dienstreizen), het gebruik van vip-faciliteiten op de Johan Adolf Pengel Luchthaven van Suriname en plaatsing op de protocollijst van het Presidentieel Paleis. En ten slotte heeft men volgens de resolutie recht op een diplomatiek paspoort. De ex-ministers en onderministers die op eervolle wijze uit een ambt als lid van de regering zijn ontslagen en zij dit ambt gedurende tenminste 1 jaar hebben vervuld en de leden van hun gezin behouden voor de duur van 6 maanden, ingaande de maand volgende op de laatste dag als minister, de aanspraak op de voorzieningen waarover we het hebben gehad. In de resolutie van de voorzieningen worden de medische kosten niet genoemd, maar waarschijnlijk is dat geplat aan de primaire voorzieningen van de ex-ministers namelijk de vergoeding welke zij blijven ontvangen nadat ze een aantal maanden minister zijn geweest. Deze voorziening zou verder kunnen gaan dan de 6 maanden. Het niveau van de medische voorzieningen kan expliciet zijn geregeld en dan heeft men daarop wel aanspraak, totdat de regel wordt gewijzigd op een geldige wijze. Is de medische voorziening in algemene bewoordingen beschreven dan kunnen daarover interpretatieverschillen ontstaan en zal ook rekening moeten worden gehouden met een redelijke uitvoering van de regeling en de bevoegdheid van de uitvoerder (regering/Biza) om binnen de gegeven vrijheid de voorziening in alle redelijkheid te regelen. Het oogmerk om een bepaalde persoon te benadelen moet niet aanwezig zijn, maar we menen dat het hier gaat om een zaak die men dwars door alles en door de bank wil oplossen. We nemen ook aan dat men niet zaken uit het hoofd aan het veranderen is, maar dat men met de juiste bestuursbesluiten die op de correcte wijzen en na inwinning van de vereiste adviezen, de zaken aanpakt.