Vorige week hebben we in het kader van een speciale beraadslaging die in de Tweede Kamer over Suriname is gehouden (Notaoverleg over Suriname), enkele moties besproken ingediend in de Kamer op 28 januari 2021. Dat hebben we gedaan zodat er bij de lezer een beeld ontstaat hoe er internationaal en nu dus in het bijzonder in het land waar zoveel van onze familie en vrienden wonen, er wordt gedacht over Suriname: het land waar een deel van de Nederlandse bevolking vandaan komt (een minderheid) en het land dat eeuwenlang door de Nederlanders is uitgebuit waarbij ook slaven zijn gehouden en immigranten naar toe zijn gehaald. Suriname is een klein land, met een kleine bevolking en veel economische mogelijkheden, maar wordt gekenmerkt over de gehele periode door slecht bestuur, corruptie, regelarij en nepotisme. Dat voorkomt dat het land een duurzame economische groei kan aanhouden en de armoede goed ter hand kan nemen. De bevolking verhuist naar verschillende landen waaronder Nederland om aldaar als een minderheid te wonen en dan weer alles te tolereren wat er in die landen gebeurt zonder iets te mogen meebepalen. Een deel van de Surinamers denkt nog dat andere grotere landen hem zullen redden, maar Suriname heeft geen lobby in gen enkel groter land, ook niet in Nederland. In de Tweede Kamer worden over alle landen in de wereld notaoverleg gepleegd. Dat wordt gedaan zodat op het internationale vlak wanneer het nodig is, Nederland besproken en bediscussieerde standpunten heeft. In de tweede plaats wordt dit soort overleg ook gepleegd omdat van rijke landen als Nederland wordt verwacht dat ze andere landen bijstaat en dan gaat het vooral om de armste landen in de wereld waartoe Suriname niet behoort. Door het Kamerlid Salima Belhaj (D66) werd een motie ingediend waarin gevraagd werd dat de Nederlandse staat, in het kader van de hernieuwde relatie met Suriname en het erkennen van institutioneel racisme excuses aanbiedt voor de rol die Nederland heeft gespeeld in het slavernijverleden. Deze motie werd door de Tweede Kamer niet aangenomen, het is aangehouden. In de motie werd overwogen dat de slavenhandel en slavernij op grote schaal hebben plaatsgevonden in Suriname en dat de Nederlandse autoriteiten daarin de primaire rol vervulden. Ook werd overwogen dat voor de afschaffing van de slavernij in 1863 de Surinaamse bevolking was opgedeeld in 5% vrijen en 95% niet-vrijen en laatstgenoemden als slaaf werden gehouden door de witte minderheid. De indieners van de motie zijn van oordeel dat het Nederlandse slavernijverleden doorwerkt in de hedendaagse samenleving en leidt tot gevoelens van uitsluiting en een racistische stempel blijft drukken op de Nederlandse samenleving. Bij de indieners van de motie gaat het dus om de Nederlandse samenleving in niet de Surinaamse. Dit excuus moet dus kennelijk volgens de motie-indieners gericht zijn aan de nakomelingen van de tot slaaf gemaakten die in Nederland wonen. De motie is dus ingediend om spanningen in Nederland te verminderen en minder om de relatie met het uitgebuite land Suriname op een ander spoor te krijgen. In de motie wordt overwogen dat de regering Nederlandse eerder haar excuses heeft aangeboden voor wanpraktijken van de Nederlandse autoriteiten in relatie tot de voormalige kolonie Indonesië. Ook wordt geconstateerd dat er met het aanstellen van de nieuwe president van Suriname, Chan Santokhi, een nieuw tijdperk van samenwerking aanbreekt waarin Suriname en Nederland op gelijke voet staan en als gelijkwaardige handelspartners met elkaar omgaan. In de motie gaat het dus om een zakelijke benadering en blijft het dus onduidelijk aan wie de excuses moeten worden gedaan, het lijkt wel de Nederlanders met Surinaamse roots die in navolging van de Black Lives Matter beweging ook in Nederland hebben geprotesteerd. Deze protesten draaiden niet om Suriname, maar om het leven van de van hieruit gevluchte bevolking die daar zich gediscrimineerd voelt. De witte Nederlander is voor een deel het daarmee niet eens en hier end aar wordt zelfs gezegd dat men ‘terug moet’ als men zich niet leggen voelt. Ook werd aangehouden (dus niet goedgekeurd) een motie van het Kamerlid Tunahan Kuzu (Denk), waarbij de Kamer een verzoek aan de koning van Nederland zou doen om een staatsbezoek af te leggen aan Suriname in het kader van de 46-jarige onafhankelijkheidsviering van Suriname, mits de situatie omtrent de pandemie dit toestaat. Kuzu meent dat Suriname en Nederland (nog) cultureel en historisch met elkaar verbonden zijn. Het laatste staatsbezoek van het Koninklijk Huis aan Suriname waas in het jaar 1978 was onder de koningin Juliana (43 jaar geleden). Kuzu en de andere indieners vinden dat de diplomatieke relaties tussen Suriname en Nederland aan het heropleven is.
Een motie waarin de Kamer de Nederlandse regering vraagt ‘een ruiterlijk gebaar’ te maken waarin het foutieve handelen van de toenmalige overheid inzake Anton de Kom ondubbelzinnig te erkennen, werd wel aangenomen. De Nederlandse overheid heeft tot op heden nooit erkend jegens hem en anderen in een vergelijkbare positie foutief te hebben gehandeld, menen de motie-indieners.
Opmerkelijk in het geheel is wel dat in dit Notaoverleg nergens gerefereerd wordt aan gevoelens die zouden leven bij de bevolking van Nederland die van Surinaamse komaf is. Deze groep is heel rustig in Nederland en komt vooral op voor het eigen leven en de toekomst van de komende generaties in het Europese land. Er zijn onder deze mensen geen zware personen die opkomen voor Suriname, het land dat door Nederland is uitgebuit. Er is geen Surinaamse lobby in Nederland. De weinige momenten waarop iets wordt gezegd, is rond 1 juli en dan komt het van de nazaten van de tot slaaf gemaakten, maar dan blijft het wel een incidentele zaak. De rest houdt zich zeer rustig en is bezig om op Surinaamse virtuele fora en social media waar vooral Surinamers actief zijn, allerlei dingen te schreeuwen over Suriname, Surinamers en is men bezig stukjes te schrijven en videootjes te maken. Men communiceert niet met de eigen regering, alleen met de Surinaamse regering. In Nederland heeft men eigenlijk dus niet veel te vertellen. Men richt zich steeds tegenover de Surinaamse regering; met de regering van het land waarin men woont houdt men zich netjes en rustig, maar ook tegen de Nederlandse bedrijven en de witte bevolking.