Elk volk heeft het recht om zijn geschiedenis te kennen en dat verder te onderzoeken. De zoektocht naar de collectieve geschiedenis is de zoektocht naar zichzelf. Gen enkel volk heeft het recht om een ander volk het recht te ontnemen om zijn eigen geschiedenis te kennen en te bestuderen. Gebeurt dat wel, dan is er sprake van onderdrukking door de ene natie van een andere. Men zou geneigd zijn om aan te nemen dat een natie die een andere in het verleden zou hebben onderdrukt en uitgebuit, na enkele decennia voorzichtiger zou zijn en spijt zou betuigen en in elk geval verdere handelingen om een natie te onderdrukken, achterwege zou laten. Dat is niet het geval in de verhouding tussen Nederland en Suriname. Het Surinaamse volk is bij elkaar gebracht door de Nederlandse Staat. De bedoeling is geweest om mensen in slavernij te houden en daarna ook uit te buiten in het indentured labour systeem. Door de opkomst van het nationalisme onder Surinaamse studenten in Nederland in de jaren ’50 en ’60en de import daarvan in Suriname, kregen we uiteindelijk een relatief gemakkelijke onafhankelijkheidseis die werd ingewilligd in 1975. Na 5 jaar volgde een militaire coup en in de tweede jaar een slachting om oppositionele elementen de kop in te drukken. Nederland doet zich voor als een net land, maar op zeer criminele wijze heeft men de dossiers over de jaren ’80 tot 2060 gesloten voor onderzoek.
Dit besluit hebben we bekritiseerd, het is het bewijs van de discriminatie en de rassenhaat waarop de Nederlandse geschiedenis en samenleving is gestoeld. Dat zien we ook aan hetgeen men eerder doet omdat het een tweede natuur is. Surinaamse regeringen hebben een zwakke houding aan de dag gelegd wat betreft de Surinaamse dossiers. Nu is er enkele dagen terug een motie in het parlement ingediend door leden van de Tweede Kamer om deze archieven te openen. De motie is ingediend door Sadet Karabulut (SP), Kirsten Van den Hul (PvdA), Bram Van Ojik (Groen Links), Martijn van Helvert (CDA), Salima Belhaj (D66) en Joel Voordewind (Chirsten Unie). Dat zijn allemaal partijen van de demissionaire coalitie en aangevuld met de CDA en de PvdA die niet in de coalitie zitten. De motie is aangenomen dat betekent dat een meerderheid van de Tweede Kamer er voorstander van is dat de Nederlandse archieven over de relatie met Suriname in de jaren tachtig van de vorige eeuw opengaan. Op die manier moet meer duidelijk worden over mogelijke Nederlandse betrokkenheid bij de staatsgreep van Desi Bouterse in 1980. Volgens de nu geldende regels blijven documenten hierover in principe geheim tot 2060. Een van de vaak gebruikte argumenten daarvoor is het belang van de privacy van mensen die erbij betrokken waren. Maar al jaren doen geruchten de ronde over een mogelijke rol van Nederland bij de staatsgreep onder leiding van Desi Bouterse. Die gaan onder meer over de betrokkenheid van kolonel Hans Valk, destijds hoofd van de Nederlandse missie in Suriname. Die zou Bouterse adviezen hebben gegeven.
De gewijzigde motie werd in de Tweede Kamer begin februari ingediend door het lid Sadet Karabulut (SP) in het kader van een discussie over Suriname. Naast deze motie zijn er ook andere moties over Suriname ingediend, waarvan enkele het haalden en weer anderen zijn aangehouden, dus (nog) niet zijn aangenomen. De motie geeft aan dat dat er veel onbeantwoorde vragen zijn over de Nederlandse betrokkenheid bij Suriname in de jaren tachtig van de vorige eeuw. De antwoorden op deze vragen kunnen mogelijk gevonden worden in een aantal documenten uit die periode die geheim zijn verklaard. De motie geeft aan dat het goed is als op deze vragen een antwoord geformuleerd kan worden. De Tweede Kamer spreekt uit de archieven over de Nederlandse betrokkenheid bij Suriname in
de jaren tachtig van de vorige eeuw vrij te willen geven voor onderzoek met waarborging van de privacy. De Tweede Kamer verzoekt de regering, de voorwaarden van openbaarheid van deze documenten te wijzigen zodat informatie daarin gebruikt en openbaar gemaakt kan worden door journalisten, onderzoekers, wetenschappers en betrokkenen. Dat betekent dus dat er nu in Suriname een aantal mensen ongeduldig behoort te worden om uit een stuk gezonde nieuwsgierigheid en wetenschapslust, zich te storten op deze archieven. We hebben het dan over de Anton de Kom Universiteit van Suriname (de afdeling Geschiedenis), het IOL, het Nationaal Archief Suriname, het Kabinet van de President, Binnenlandse Zaken, Minowc en de historici van Suriname. We noemen in deze niet de journalisten van Suriname, omdat daar nog de traditie van research nog moet opkomen. Nu weten wij dat een bezoek aan een goed gesorteerde boekwinkel in Suriname leert dat het voornamelijk de ‘witte mensen’ zijn die in de Surinaamse geschiedenis geïnteresseerd zijn en daarover schrijven en dat nog steeds grif doen. De Surinamer laat het afweten, Surinaamse historici schrijven niet, ze doceren hooguit noodgedwongen omdat ze hun brood moeten verdienen. Het is over het algemeen zo dat niet veel in Suriname over onze geschiedenis en onze cultuur wordt vastgelegd. Dat heeft te maken met een zeer zwakke universiteit die niet gericht is op research, maar meer een banenmachine is geworden. We hebben zwakke historici die nauwelijks schrijven, niet eens de eigen geschiedenis. Indien het anders is, waar zijn dan hun publicaties en hun boeken die toegankelijk moeten zijn voor het publiek? Dus het kan dat straks de archieven opengaan, maar dat van Surinaamse zijde er geen belangstelling is.