Een van de belangrijkste prioriteiten voor het Surinaams onderwijs is vernieuwing van de basisvorming. Met het Basic Education Improvement Programma (BEIP 1 en 2) is veel werk verzet. De afgelopen 16 jaren zijn er verschillende activiteiten opgestart. Er is heel veel gedaan en er ook over heel veel nagedacht. Niet alles is direct bruikbaar, maar met een strakke eigen regie krijgen we het wel voor mekaar. We zien uit evaluatiestudies dat het onderwijsveld verdeeld is over de nieuwe aanpak in het basisonderwijs. Dat moet gaan veranderen. Het wordt nu tijd voor een goede planning, strakke social marketing en een strakke regie om het basisonderwijs nieuwe stijl in Suriname volledig en merkbaar te implementeren. Dat betekent implementatie van een nieuw curriculum met heldere doelen voor onze kinderen van 4 tot 12 jaar, een achtjarige basisvorming met nieuwe leermaterialen, goed getrainde leerkrachten en een krachtige leeromgeving met aandacht voor de 21ste century skills en een ICT verrijkte leeromgeving.
Wat moeten onze kinderen in de basisvorming leren
Een debat over de onderwijsdoelen richt de aandacht ten volle op de inhoud van het onderwijs. Dat is een goede zaak: het vernieuwen van de onderwijsdoelen biedt kansen om ons basisonderwijs te versterken, rekening houdend met recente wetenschappelijke inzichten (‘evidence informed’). De kerndoelen, de eindtermen voor de zeven leergebieden zijn ontwikkeld, we missen wel het debat en moeten samen wel inhoudelijk naar deze zaken kijken en de zaken valideren en accepteren.
Ons basisonderwijs moet inzetten op een kwaliteitsvolle brede basisvorming. De inhoud van die basisvorming is nog niet op orde voor Suriname, daarom is optimaliseren van de onderwijsdoelen nodig. Vandaag kampt het basisonderwijs met een achterhaald curriculum voor leerlingen en leraren. Er is geen goed evenwicht tussen de verschillende leergebieden of tussen domeinen binnen een leergebied. De partiële aanpassingen en toevoegingen die door de tijd heen aan de eindtermen gepleegd zijn, hebben daartoe bijgedragen.
De herziening van de onderwijsdoelen is een kans om prioriteiten te stellen en te versoberen. Het wordt tijd dat onze nieuwe DNA goedkeuring geeft aan de minimumdoelen voor het basisonderwijs, we moeten focussen op wat echt essentieel is. Dat betekent nadenken over wat voor het basisonderwijs echt van belang is om vast te leggen als ook om ze na te streven en/of om bij de te bereiken minimumdoelen ook evenwichtige keuzes te maken.
Nieuwe onderwijsdoelen zijn ook een kans om de sterktes van het basisonderwijs nog meer te respecteren en te faciliteren. Dat is enkel mogelijk als het onderwijsveld via leerplannen aan de slag kan gaan met onderwijsdoelen die een stimulans zijn voor een sterk basisonderwijs. De eigenheid van het basisonderwijs vereist een geëigende benadering van de onderwijsdoelen. Dat betekent dat de onderwijsdoelen moeten toelaten dat het basisonderwijs vanuit een inhoudelijk doordachte opbouw en geïntegreerde aanpak, in een krachtige en heterogene leer en leefomgeving, ontwikkelingsgericht werkt aan een brede basisvorming voor alle leerlingen. .
Het invoeren van de nieuwe onderwijsdoelen hoort te gebeuren met minimale planlast, maximale begeleiding en randvoorwaarden om lerarenteams te professionaliseren. Het creëren en implementeren van nieuwe doelen mist zijn beoogde effect als de overheid niet voorziet in de nodige randvoorwaarden. Daarnaast zijn structurele maatregelen nodig die het onderwijsbeleid in strikte zin overstijgen, namelijk vanuit andere beleidsdomeinen (zoals welzijn, armoede, gelijke kansen).
Letten op 10 principes
Om richting te geven aan het ontwikkelen van nieuwe onderwijsdoelen voor het gewoon basisonderwijs, moeten we letten op een paar principes. Die vormen samen met de nieuwe ontwerpeisen voor een sterk basisonderwijs het kader om van daaruit te vertrekken en om toetsingskader voor de beoordeling van toekomstig beleid ten aanzien van ons basisonderwijs klaar te stomen.
1.Een basisschool werkt kindnabij en biedt geborgenheid. Dit principe is een cruciaal uitgangspunt in de organisatie van het onderwijslandschap. Het betekent dat de organisatie van het basisonderwijs op die wijze moet gebeuren dat basisscholen hun eigen doelstellingen en eigenheid nog beter gerealiseerd zien.
2.Het basisonderwijs werkt doelgericht opdat alle kinderen, ongeacht hun beginsituatie of leerpotentieel, zich optimaal ontwikkelen. Het basisonderwijs zet in op alle ontwikkelingsdomeinen en speelt in op de verscheidenheid in de ontwikkeling van kinderen.
3.De basisschool biedt een krachtige en heterogene leer- en leefomgeving voor alle leerlingen. De school benut de diversiteit aan leerlingen op een positieve manier. Het basisonderwijs heeft belangrijke troeven om het spontane, nieuwsgierige, informele leren van alle kinderen te vervlechten in formeel leren.
4.In het basisonderwijs is er op drie manieren sprake van integratie: (1) het kind en zijn brede persoonlijkheidsontwikkeling staan centraal, (2) in het aanbod (leerstof) zijn inhouden uit de verschillende leergebieden verbonden met elkaar en (3) de groepsleraren zijn deskundig om inhouden uit alle leergebieden te structureren in een samenhangend onderwijsaanbod. Door die geïntegreerde aanpak kunnen leraren kleuteronderwijs en lager onderwijs samen doelgericht, gedifferentieerd en gepersonaliseerd inspelen op leerbehoeften van alle kinderen.
5.Teamleden in het basisonderwijs vertrekken vanuit een geïntegreerde basisopleiding. Tegelijkertijd hebben ze hun eigen talenten, interesses en competenties. Onderwijskundig leiderschap is gericht op het (bege)leiden van het basisschoolteam als een lerend team.
6.Investeren in het partnerschap tussen ouder, leerling en schoolteam loont. Kenmerkend voor het basisonderwijs is dat het vaak gaat om een langdurig partnerschap. De kracht van dit partnerschap ligt in een goede communicatie tussen alle betrokkenen waardoor een gelijkgerichte visie groeit. Dit kan preventief een antwoord bieden op opkomende problemen.
7.De aanwezigheid van een basisschool zorgt voor maatschappelijke verbondenheid in de buurt. De basisschool heeft een fundamentele invloed op de buurt. De aanwezigheid van de buurt in de basisschool verbreedt het sociale, culturele en economische weefsel van alle betrokken partners. De buurt heeft dus ook een fundamentele invloed op de basisschool.
8.Het basisonderwijs leert kinderen meer dan enkel rekenen, lezen en schrijven. Het vormt kinderen breed opdat zij leren functioneren in een complexe en snel evoluerende maatschappij. Het geeft kinderen de nodige bagage om zich te kunnen verhouden en bewegen in de gegeven realiteit en doet hen ook verder kijken dan de eigen leefwereld. Het basisonderwijs legt het fundament voor de vormende opdracht van onderwijs.
9.Investeringen in het jonge kind zijn noodzakelijk. Ze leveren een substantiële bijdrage aan de latere leeruitkomsten en de persoonlijke ontwikkeling van kinderen, en dus aan de gehele samenleving. Zuiver economisch beschouwd is de opbrengst van investeringen in kinderen in het basisonderwijs veel groter dan dat van investeringen op latere leeftijd.
10.De basisschool is verantwoordelijk voor een brede basisvorming van alle kinderen. Maar de brede persoonlijkheidsontwikkeling stopt niet aan de schoolpoort. Brede basisvorming is dus geen zaak van onderwijs alleen. Alle beleidssectoren moeten meewerken, investeren en inspelen op het breed vormen van kinderen via onder meer flankerend beleid. Daarvoor is er samenwerking nodig tussen onderwijs en andere beleidsdomeinen.
Henry R. Ori