Het boek van de Nederlandse ex-minister van Ontwikkelingssamenwerking, Jan Pronk, “Suriname van wingewest tot natie staat”, zit vol verzinsels, halve waarheden en hele leugens. Surinaamse politieke partijen en politici komen er in het boek van Pronk niet goed vanaf. Ook de Palu, die gewoon wil bereiken dat het Surinaamse volk zelfstandig haar eigen toekomst bepaalt, wordt kennelijk alleen al hierom zeer negatief afgeschilderd. Het boek geeft wel goed aan de verkeerde en zeer minderwaardige kijk van Nederlandse politici en beleidsmakers op Suriname. Duidelijk wordt dat de Nederlandse regering zich heel gedetailleerd heeft bemoeid met de politieke en economische ontwikkelingen in Suriname in eigen voordeel. Suriname heeft de enorme prijs ervoor betaald met mensenlevens, economische onzekerheid en vooral grote interne politieke verdeeldheid tot op heden. Het boek is een waarschuwing aan Surinaamse politici van vandaag bij het aangaan van (nieuwe) relaties met de voormalige kolonisator die een hele slechte “dekolonisator” blijkt te zijn.
Inmiddels is Pronk aangeschreven om een aantal van deze leugens in zijn boek te corrigeren. Namens zijn cliënten, Iwan Krolis en Errol Alibux, eist advocaat Irvin Kanhai van de Nederlandse ex-minister om zich te verontschuldigen en om betaling van een schadevergoeding voor de ontstane immateriële schade. Volgens de advocaat gaat het om uitspraken, die Pronk in zijn boekwerk doet, die voor zijn cliënten beledigend en belastend zijn, maar die bovenal pertinente onwaarheden zijn.
Het boek van Jan Pronk is in april van dit jaar uitgekomen. Dit boek had een bekroning moeten zijn van zijn carrière als politicus. In het boekwerk worden vooral veel Surinaamse en Nederlandse politici genoemd en de rol die ze gespeeld zouden hebben na de onafhankelijkheid in de ontwikkeling van Suriname. Zoals gezegd wordt hierin ook de Progressieve Arbeiders en Landbouwer Unie (Palu) besproken en door het slijk gehaald. Onder andere wordt aan de toenmalige Palu -voormannen Krolis en Alibux een rol toebedacht, die zij zouden hebben gespeeld bij bepaalde politieke ontwikkelingen in Suriname. Als voorbeeld haalt Kanhai een passage uit het boek aan waar heel gedetailleerd wordt beschreven gebeurtenissen, die zich zouden hebben voltrokken rondom 8 december 1982 in Fort Zeelandia. Alibux en Krolis zouden volgens Pronk zich in het fort hebben bevonden ten tijde van de executies. Onduidelijk wordt uit de passages of Pronk zelf aanwezig was in het fort of dat Pronk citeert uit getuigenverklaringen, en zo ja van welke getuigen. Intussen zijn zowel Alibux als Krolis in 2019 vrijgesproken voor de gehele tenlastelegging in het 8 december proces. Kanhai betitelt daarom de passage als een “pertinente leugen” en “indien een dergelijk samenzijn heeft plaatsgevonden waren mijn cliënten daar niet bij”.
In zijn boek is Pronk volgens Kanhai voorts voorbijgegaan aan eenvoudig te verifiëren feiten. Zo verwijst Pronk naar het rapport van VN-rapporteur Amos Wako als zou daarin hebben gestaan dat Alibux en Krolis aanwezig zouden zijn geweest bij de executies in het fort. Nimmer zijn de namen van Alibux en Krolis in dit verband genoemd in het Wako rapport. Ook zou Pronk een ontmoeting hebben gehad met Krolis “in de jaren ’70 toen hij studeerde in Wageningen”. Iwan Krolis is in 1968 afgestudeerd en al in 1969 teruggekeerd naar Suriname. Hoe kan Pronk hem daar dan hebben ontmoet en gesproken als student?
Ex-minister Jan Pronk, een gezaghebbend gezicht van de regering Den Uil rond de onafhankelijkheid van Suriname, heeft duidelijk niet voldoende zorgvuldigheid in acht genomen. Kanhai concludeert: “…blijkens zulks uit de omstandigheid dat u grove onwaarheden hebt gepubliceerd over mijn cliënten, die door die onware publicatie immateriële schade lijden, hetgeen u behoorde te weten”.
Ook andere politieke partijen en politici komen in het boek er niet goed vanaf. Mogelijk zullen meerdere verzoeken gedaan worden voor verontschuldiging, correctie en zelfs het uit de handel nemen van het boek. Zo legt Pronk alle schuld van de enorme verspilling en corruptie in het West-Suriname project bij de toenmalige Surinaamse (NPS) regering. Ook de Palu heeft hierop gewezen en uiteindelijk na een gedegen evaluatie het project stopgezet in de jaren ’80 in tegenstrijd met de Nederlandse onderhandelaars. Maar over het Nederlandse aandeel in de vele corruptieschandalen rept de Nederlandse ex-minister geen woord. Pronk presenteert zich in zijn boek als de ziener en de enige met het juiste standpunt in de vele eindeloze en vruchteloze discussies over Suriname in de Nederlandse kabinetten waarvan hij deel is geweest. De gedetailleerde bemoeienissen van de Nederlandse politici in Suriname hebben enorme gevolgen gehad voor Suriname met de 8 december gebeurtenissen en de door Nederland gefinancierde binnenlandse oorlog als dieptepunten in onze geschiedenis. Over de bereidheid van Nederlandse politici om desnoods te gaan over lijken om de eigen belangen veilig te stellen, wordt natuurlijk gewoonweg verzwegen.
Henk R. Ramnandanlal