Op 24 juni is er een 3-tal schrijven doorgestuurd waarin de benoemingen voor 3 directeuren bekendgemaakt is bij het ministerie van LVV. Ook zijn er voordrachten voor Veeteelt door de minister gedaan. Dagblad Suriname sprak met de jurist Antoon Karg over benoemingen en andere vergrijpende handelingen die door de demissionaire regering worden gedaan.
“LVV is gelukkig een ministerie waar partijen een bepaalde modus van overleg hebben en waar het vaak redelijk vaktechnisch en inhoudelijk eraan toe kan gaan. Dat getuigt ook van verschillende successen die onder verschillende regeringen redelijk apolitiek geboekt zijn. En dan is het wel opvallend dat dit nu op deze manier gebeurt, omdat juist die apolitieke aanpak met zich heeft meegebracht dat volgens goed constitutioneel gebruik je verregaande besluiten in deze fase overlaat aan de inkomende regering, volgens hun eigen beleid en met hun eigen mensen. Bij deze zogenaamde reorganisatie gaat het duidelijk om meer dan alleen een ander beleidsprogramma – het gaat meer om een herverdeling van bevoegdheden, een aanpak die anders is, en vooral met Covid-19 zou de focus meer moeten liggen op een stuk continuïteit, garanties dat vooral de agrarische productie en export gegarandeerd blijft. Het plaatsen van nieuwe mensen op dit moment, wanneer keuzes gemaakt zullen moeten worden op basis van mensen die meer vertrouwen gekregen hebben van de kiezers, doet dan wel de wenkbrauwen fronsen, op z’n zachtst gezegd!”, zegt Karg.
Volgens Karg is het argument van minister Parmessar dat het oude benoemingen en een bestaand organogram betreft waar slechts invulling aan gegeven wordt, een misser, en gebruikte Akiemboto hetzelfde argument voor de benoeming bij de Energieraad. “Het kan dat zaken inderdaad al gereed lagen, maar in de realiteit weet men dat wanneer een nieuwe politieke stroming het vertrouwen van de kiezer wint, zelfs zaken die al gereed lagen niet op die manier uitgevoerd hoeven te worden. Regeren is vooruitzien, en je kunt niet wanneer je mandaat in feite demissionair is, nog zaken die je in planning had blijven doorzetten. Je moet de winkel draaiende houden totdat de nieuwe eigenaar plaats kan nemen. Zulke argumenten passen dus niet in principes van goed bestuur. Al was het al op papier, je kon de uitvoering van zulke belangrijke zaken overlaten aan de nieuwe regering. Je zadelt anderen op met keuzes waarvan je niet weet of die te handhaven zijn voor de nieuwe regeerders. Ook vanuit een puur bestuurskundig standpunt verdient deze aanpak dus geen schoonheidsprijs.”
Karg denkt ook dat enkele van de gedane benoemingen en uitkeringen, vaak gaat het over tonnen SRD’s terwijl anderen pinaren en voor hun voeding of stroomrekening in rijen moeten staan voor hulp, juridisch aanvechtbaar zijn. “Het is niet alleen een benadeling van de staat, maar ook van de burger, van de kiezer, van de mensen die nu het leed moeten dragen van hoe met de Covid-pandemie is omgegaan. Het zal nader onderzoek vereisen, maar wat mij betreft is een deel van deze benoemingen en uitkeringen zeker in de zin van artikel 13 van de Anticorruptiewet benadeling van de staat. Artikel 14 biedt ook alle ruimte voor agressief terugvorderen en beslagleggingen. De PRO heeft bij consultaties met de nieuwe coalitie onder andere haar inzichten voorgelegd in een memorandum “Crimineel verkregen voordeel”, en daarin hebben we een lijst van 10 beleidsonderdelen gekoppeld aan een tijdslijn en wetsbepalingen die ingezet kunnen worden om daadwerkelijk die middelen terug te gaan vorderen voor de staat. Als men het op de juiste manier aanpakt kan op een termijn van 24 maanden wel 2 miljard US dollar teruggehaald worden. De reacties waren positief, en het vertrouwen is er bij ons wel dat men erover nadenkt. Maar, men neemt onder heel moeilijke omstandigheden het beleid over, en het is passend dat de gelegenheid geboden wordt keuzes daarover te maken. Wij hebben er in elk geval vertrouwen in dat het uitvoerbaar is, en dat de politieke wil ertoe ook aanwezig is”, aldus Karg.