Enige tijd terug maakten wij hier de opmerking dat bij de rekrutering dan wel voorzetting van de functie van ambtenaar van politie mede bepalend is de vriendenkring waar de betrokken rekruut zich aan vastklampt dan wel niet bereid is die op te geven. Ook de leden van de overige privékring zoals neven en nichten en overige familieleden kunnen door hun handel en wandel ervoor zorgen dat politiemannen het niveau van een burger niet kunnen overstijgen. De afgelopen periode hebben wij vaker rechtszaken gehad, waarbij jonge politiemannen pas in dienst op stap gaan met stoere vrienden en die op straat deel worden van calamiteiten in de strafrechtelijke sfeer. Om een recent voorbeeld te noemen: een politieman die zijn sopimati’s niet kan laten en blijft scheef gaan en waarschuwingen krijgen, totdat hij zelfs schiet op privé bezittingen van zijn meerdere … en daarvoor vervolgd moet worden. Het is zeer aan te prijzen dat dit punt aan de orde is gebracht bij de afsluiting van de introductieperiode van de jongste Elementaire Politieopleiding van dit jaar in het Jan Starke Opleidingscentrum te Zanderij 1. Het is te waarderen dat de 171 rekruten toegesproken werden door hun bondsvoorzitter, de waarnemend korpschef en de Juspol-minister over een van de grootste bedreigingen die het korps – wellicht omdat het onderdeel van de samenleving is – teisteren, namelijk het integriteitsvraagstuk. Een recent voorbeeld is de moord op een Haïtiaan enige tijd terug door twee aan elkaar gerelateerde vrienden. Niet alleen de vriendschappen buiten zijn voor de politieman een bedreiging, maar ook sommige bundelingen en vriendschappen binnen het korps zelf. De waarnemend korpschef gaf onder meer in zijn speech aan dat de rekruten nu al in deze prille fase van hun carrière rekening moeten houden met vrienden, die zij eropna houden. In principe moet dit vereiste een toelatingseis zijn, waarover de politieagent een specifieke belofte moet doen. Opmerkelijk is dat de huidige politieman die binnenstapt in de organisatie doorgaans er heel anders uitziet dan een decennium terug. De heren en dames zijn meer gehecht aan het gemak en het vertier. Door het zwaar ingetreden ICT-gebruik zien vriendschappen er andersoortig uit, met sociale websites veel hechter. Men hoeft niet bij elkaar te zijn om contact te maken en elkaar te laten lachen. Afspraken ontstaan spontaan. Vergeleken met twee decennia terug zijn er veel meer uitgaansplaatsen en is het uitgaand publiek voor een groter deel bestaande uit jongeren. Voor veel jongeren zijn politievrienden welkom in de groep, dat geeft een beetje safety, meer ruimte om stoer te doen op straat. Niet altijd is dat risicoloos op straat, buiten. Vrienden stellen hun jonge vrienden pas in dienst ook op de proef. Hij moet bewijzen of hij veranderd is of hij nog steeds de gezellige oude jongen is. En daar kan het behoorlijk misgaan. Eerder merkten wij op dat doordat het alcoholgebruik en –misbruik in Suriname veel eerder start, de poel van jongeren om uit te pikken kleiner wordt. De politiedienst is voor veel jongeren die niet gemotiveerd studeren al een target in de eerste klassen van mulo. Het is voor veel jongeren een uitkomst, ‘als het moeilijk gaat dan ga ik in de politiedienst’. Die jonge agenten leggen een bepaald gedrag aan de dag dat dan niet bevorderlijk is voor de politiedienstverlening. Er zijn jonge politieagenten die voor een dienst, waar ze een beetje meer hun best hebben gedaan, een lekkers kunnen vragen als je er eenvoudig uitziet op gegeven moment. De eis van een schone kring eropna houden, moet in de hele vroege opleiding als rode draad gaan. Maar de politie moet zorgen voor opvang wanneer een deel van de vriendenkring wegvalt. De politie moet zelf activiteiten hebben voor het geval een groot deel van de vrienden niet meer te handhaven is vanwege politieverantwoordelijkheden. Daarvoor moet er een goede begeleiding zijn binnen de politie die ‘one on one’ kan gaan met de politieagenten. De mentale begeleiding is nodig. Uitgaan en ontspanning moet voor de politieman, die tijdens het werk veel ellende kan meemaken, mogelijk zijn. Het zou op gegeven moment zelfs geboden zijn. Aan politiemannen moet worden geleerd hoe ze hun vriendenkring die voor problemen zou kunnen zorgen moeten beïnvloeden, hoe ze de druk van die groep kunnen weerstaan. Er moet goed gekeken worden naar de ontwikkelingen in de samenleving als het gaat om jongeren. Jonge mensen worden nu anders opgeleid en maken deel uit van kleinere gezinnen, waar ze als kind meer hun zin krijgen en een neiging hebben vroeger een eigen mind op te kunnen maken, eigenwijs te zijn.
Door de politieopleiding is ook terecht benadrukt dat zij het hart op de juiste plaats moeten hebben, dus weten dat het draait om dienstbaarheid naar de samenleving toe en niet omgekeerd. Uiteraard moet de burgerij meewerken, maar het draait niet primair om macht. Belangrijk is ook de oproep om zaken die de organisatie kunnen schaden, te rapporteren aan de daarvoor in aanmerking komende superieuren. Deze oproep moet eigenlijk een plicht zijn, waarmee gepaard gaat bescherming als de politieagent kwetsbaar wordt tegenover derden of personen binnen het korps. Een ander punt is de bejegening van de burgerij. Wat dat betreft moet de politieopleiding niet zwaar leunen op ‘de goede opvoeding die ik van huis uit heb gehad’. Het is beter dat de politie een eigen code heef over het aanspreken en behandelen van slachtoffers en vermoedelijke daders en de algemene burgerij.
Maar waar de Juspol-minister ook oog voor moet hebben is het voorbeeldgevend gedrag van superieuren. Er moet zwaar op de representativiteit worden gelet. Politiemannen moeten gestreken broeken aanhebben en zich zo min mogelijk omhangen met zware gouden kettingen en braceletten. Het geeft een corrupt en crimineel imago aan het korps. Er moet zwaar ‘gecampaigned’ worden bij de politieorganisatie op ethische codes. Deze codes moeten regulier opgefrist worden. Ook moet de politieman zichzelf en het korps serieus nemen. Het was heel gênant en zorgwekkend om per abuis op tv aan te horen hoe het korpsleden lachten en cynische opmerkingen maakten toen de huidige Juspol-minister zijn eerste speech hield. Het leek erop dat de bewindsman werd uitgelachen. Dit is onmogelijk voor een gedisciplineerd korps als het KPS.