Tussen 2013 en 2017 is er in totaal bijkans 10.000 millimeter (mm) aan neerslag geweest in Suriname. In 2017 was de gemiddelde neerslag in Suriname 20.192 mm. In 2008 is de meeste neerlag geregistreerd van ongeveer 2533,7 mm. In 2014 viel de minste neerslag in Suriname, ongeveer 1670,5 mm. Rond de maanden mei en juni valt de meeste neerslag als gekeken wordt naar de rest van het jaar, ongeveer 260 tot 370 mm. In 2015 was de droogste periode in de maand oktober. Er viel toen slechts 20,9 mm aan neerslag. In de overige jaren waren de droogste maanden september en oktober met een gemiddelde neerslag tussen 40 en 70 mm.
Tijdens de droge seizoenen valt er minder neerslag. De maanden met de minste neerslag zijn normaliter september en oktober en de maanden met de meeste neerslag mei en juni. Tussen 2007 en 2017 is de minimumtemperatuur over geheel Suriname gestegen van 22,1 OC naar 24 OC en de gemiddelde temperatuur voor die periode bedroeg 27,3 OC. De hoogste maximale en de laagste minimale temperatuur is in 2007 gemeten. Het warmste jaar in deze 10 jaren was 2016. In 2017 daalde de gemiddelde temperatuur van 28,2 OC naar 27,8 OC vergeleken met 2016.
Het zijn voornamelijk neerslag, temperatuur, verdamping, vochtigheid en zonnestraling die de agrarische productie en andere zaken zoals vruchtbaarheid, ziekten en plagen beïnvloeden. Klimaatverandering creëert zeker bezorgdheid bij de boeren in Nickerie. De International Food Policy Research Institute (IFPRI) geeft aan dat in 2050 de prijs van rijst zal stijgen tussen 32% en 37% als gevolg van de klimaatverandering.
Uitgaande van de beschouwde klimaatmodellen en klimaatscenario’s voor Suriname is uit wetenschappelijk Onderzoek (Adekus: Caribsave en SMNR) komen vast te staan dat op langtermijn mogelijke verschuivingen kunnen optreden met betrekking tot seizoenen, met als gevolg verkorte of verlengde droge en regentijden. Verder kunnen de extremen voor regenval op lange termijn toenemen, waarbij voornamelijk buien met grotere intensiteit, maar van relatief kortere duur, kunnen optreden. Dat heeft, in combinatie met de toenemende temperatuur en daarmee gepaard gaande toenemende verdamping belangrijke consequenties voor de waterbalans, in het bijzonder afnemende wateroverschotten op lang termijn, vooral tegen het jaar 2100. Op basis van bijvoorbeeld de hoge gevoeligheid van de rijstsector, en als gevolg van de verscheidenheid van de sociaaleconomische en institutionele barrières, toont deze sector een relatief redelijke mate van kwetsbaarheid voor klimaatverandering.
Kavish Ganesh