Pleidooi voor Herstelrecht

“Ik ben voorstander van wedergoedmaking. Mensen hebben kwaad gedaan en dat moeten ze goed maken. Je moet ze niet opsluiten en kosteloos verzorgen. Je moet de dader het goed laten maken. De criminaliteit neemt toe. De roep om zwaardere straffen wordt steeds luider. Net zo de roep dat straffen zinloos is, want het heeft zijn doelen niet bereikt. Het besef dat wedergoedmaking of herstel dient plaats te vinden van de aangerichte schade wordt groter. Het huidig strafrechtssysteem deugt niet, want het is niet effectief gebleken. Toch zo’n systeem eeuwenlang handhaven geeft een brevet van ongeschiktheid aan opeenvolgende regeringen. Ik pleit voor Recht op Herstel.” Citaten van prof. dr. Herman Bianchi (criminoloog, 1964) die als een rode draad lopen door de masterthesis van de op dinsdag 15 januari 2019 afgestudeerde meester in de rechten, Astrid Boedhoe.
“Mijn thesis kunt u zien als een pleidooi voor de invoering en de daadwerkelijke toepassing van herstelrecht in Suriname, ten nutte van slachtoffers, daders, de totale samenleving alsook de Staat. Een belangrijk drijfveer voor het schrijven over herstelrecht is onder meer de constatering dat het huidig strafrechtssysteem internationaal tot nu toe niet heeft kunnen bewerkstelligen dat: criminaliteit afneemt, recidive vermindert, gevangenissen niet overbevolkt raken en het veiligheidsgevoel bij de burgers toeneemt. Net als in de rest van de wereld, geldt ook voor Suriname hetzelfde. Haast dagelijks worden wij ermee geconfronteerd via de mediaberichten.”, zegt Boedhoe.
Vele landen in de wereld gaan ertoe over om strafrechtssysteem van landen die in staat zijn (jeugd)criminaliteit effectief aan te pakken en zelfs te voorkomen, te bestuderen en aangepast naar het eigen strafrechtssysteem over te nemen om zodoende de doelstellingen van hun eigen bestaand strafrecht te realiseren.
Herstelrecht gaat over: verantwoordelijkheid terug leggen bij de dader en recht doen aan het slachtoffer alsook de samenleving. Een werkwijze waar iedereen bij gebaat is. Inzicht in het eigen verkeerd gedrag of onjuist handelen (mensen maken zich haast dagelijks schuldig aan strafbare feiten) is de beste remedie tegen herhalingen of recidive. Bovendien geeft het motivatie voor het zoeken naar andere doelen in het leven. Wanneer mensen opgesloten zijn, vooral jeugdigen, blijkt dat inzicht in het gepleegde delict en werken aan herstel door verantwoordelijkheid te nemen positieve effect te hebben op de (jeugdige) dader.
Uit internationaal verricht wetenschappelijk onderzoek blijkt dat herstelrechtelijke praktijken, waaronder: herstelbemiddelingen en herstelgerichte groepsgesprekken vaak positief en ontroerend zijn. Daders die (ernstige) delicten hebben gepleegd laten zien dat zij willen veranderen, willen goedmaken, willen herstellen. Meestal komen slachtoffers ook beter uit zo’n proces. Het is winst als mensen die bijvoorbeeld zijn overvallen/ beroofd en sindsdien angsten kennen, na een herstelgesprek en bijbehorende traject kunnen zeggen dat ze het gebeurde achter zich kunnen laten of een plek kunnen geven. Zowel dader als slachtoffers erkennen de kracht van herstelovereenkomsten. De kern van herstelrecht is dat het slachtoffer centraal wordt gesteld in diens eigen strafproces en niet de dader. Het succes van herstelrecht, gestaafd door internationale evaluaties, zoals: tevreden deelnemers; een betere erkenning en genoegdoening voor slachtoffers; verantwoordelijkheidsbesef en het dragen van verantwoordelijkheid door de dader; een afname van recidive en een toegenomen gevoel van veiligheid bij de samenleving geven meer dan voldoende aan waarom implementatie van herstelrecht in het Surinaams strafrecht en de daadwerkelijke toepassing ervan dient plaats te vinden.
Het huidige Surinaamse juridische kader behelst geen basis herstelrechtelijke beginselen zoals dat in verschillende landen het geval is. Feit is dat de wetgever nodig is om het juridisch arsenaal uit te breiden en de modaliteiten voor de implementatie te formuleren.
Wij moeten het wiel niet steeds opnieuw proberen uit te vinden, maar lering trekking uit de ervaringen in verschillende landen. De internationale wetgevingsproducten en praktijkervaringen met betrekking herstelrecht kunnen meegenomen worden bij het formuleren van beleid in Suriname.
Herstelrechtelijke slachtoffer-dadergesprekken kunnen allereerst hoofdzakelijk toegepast worden bij de minder ernstige delicten gepleegd door jeugdigen alsook de doelgroep met de hoogste recidive-risico.
De praktijk laat zien dat herstelrechtelijke programma’s in jeugdzorg, onderwijs en de buurt zinvol zijn als vorm van preventie van (jeugd)criminaliteit. Mijn voorstel is om herstelrechtelijke programma’s een vast onderdeel te laten zijn van de aanpak van problemen en conflicten in de hiervoor bespreken settings: het onderwijs, de jeugdzorg en de buurt. Dat betekent aanpak van criminaliteit in de preventieve fase, de fase buiten het strafrecht.
Het landelijk introduceren van een herstelgerichte aanpak in conflicten tussen leerlingen onderling en tussen leerlingen en leerkrachten, dient prioriteit te genieten van de overheid.
Artikel 51h van het Wetboek van Strafvordering van Nederland behoeft in mijn optiek geen nadere wijziging en kan in zijn geheel opgenomen worden in het Surinaams Wetboek van Strafvordering.
Er dient speciaal materiaal ontwikkeld te worden, gericht op de kansen die het herstelrecht biedt voor jeugdige delinquenten. Het blijkt dat voor deze kwetsbare groep een ontmoeting met het slachtoffer een betekenisvolle verandering te weeg te brengen.
Voorlichting geven en informatie verstrekken aan slachtoffers, daders en de samenleving is van belang. Alsook lesmateriaal ontwikkelen en korte documentaires maken voor deze doelgroep. Hoe meer mensen over herstelrecht weten hoe meer draagvlak er zal zijn. Zelfs in een politiek klimaat dat vooral roept voor strenger, meer en hoger straffen, benadrukt mr. Astrid Boedhoe.

error: Kopiëren mag niet!