Openhartig filosoof met bijna mystieke verzen
Hij was onderwijzer in Harmelen, maar ging studeren en dichten. Als cultuurpaus probeerde hij de volkeren van Suriname te verbinden. Hij was geen dichter van beroep, hij was dichter. Zo omschrijft zijn Nederlandse vriendin Ans van den Bosch-de-Greef de Surinaamse cultuurpaus James Ramlall. Zij ontmoette hem begin jaren zestig toen hij onderwijzer was op de lagere school in Harmelen bij Utrecht en zij daar onderwijzeres. Ramlall, die zijn gedichten schreef onder het pseudoniem Bhai (Broer), overleed 19 december in Paramaribo. Zijn leven stond in dienst van het creëren van een hechte Surinaamse cultuur. ‘Dat was een voorwaarde om alle tribale en raciale verschillen in zijn land te overwinnen;, vertelt Ans van den Bosch-de-Greef. Ramlall kwam zelf uit de Hindoestaanse bevolkingsgroep. Hij was de oudste in een gezin van kleine rijstboeren in het voormalige district Suriname. Als schoolgaande jongen hielp hij volop mee op de rijstvelden.
De herinnering daaraan beschreef hij in dit fragment van een van zijn gedichten:
Slechts zij,
die uit rijst geboren zijn
Slechts zij,
die in rijst zijn opgegroeid
Slechts zij,
die door de rijst gestorven zijn
Kennen alleen de jammerklachten
der halmen.
Hij kwam naar Nederland als onderwijzer en haalde ook hier zijn hoofdacte. Maar na drie jaar op de school in Harmelen te hebben gewerkt, besloot hij te gaan studeren. Hij deed Nederlandse taal- en letterkunde, pedagogiek en theaterkunde. Hij had contacten met tal van kunstenaars, zoals de schilder Rudolf Bonnet, schrijfster Ina Boudier-Bakker en dichter J.C.Bloem. In 1963 ging hij naar India, waar hij wijsbegeerte en religie studeerde. Daar promoveerde hij in 1971 tot doctor in de filosofie op het bekroonde proefschrift: “ The problem of Being in Sankara and Heidegger” Na een korte periode in Nederland besloot hij naar Suriname terug te gaan. Volgens Ans van den Bosch-de-Greef wist hij vanaf het begin dat het creëren van een volkscultuur hem zoveel inspanning zou kosten, dat hij geen tijd zou hebben voor een relatie en kinderen.
Hij dichte:
Is dit geluk:
een onderkomen,
een woonvertrek,
een vrouw,
die lacht en zorgt,
een bed,
waarop men avonds weent?
Mij geen geluk.
Bhai heeft een klein oeuvre achtergelaten van zo’n honderd gedichten die verschenen in verschillende literaire bladen. Het waren filosofische bijna mystieke verzen. Professor Michiel van Kempen, hoogleraar Nederlands-Caribische literatuur aan de Uva, zegt dat hij moeilijk in een bepaald hokje kan worden gezet. ‘Zijn gedichten waren naar binnen gekeerd, terwijl hij juist een heel open persoon was die elke keer weer verraste. Ik weet dat een Nederlandse cameracrew een keer naar Suriname kwam om hem te interviewen. Hij kleedde zich uit en zei: ‘Dit is Suriname’.’ Ramlall publiceerde slechts een bundel, Vindu (Geheim), die in 1981 verscheen en waarvoor hij de staatsprijs voor literatuur kreeg. Hij liet zich niet in met de politiek om zo altijd de bruggenbouwer te kunnen zijn, hoewel hij het vele politieke tumult in zijn gedichten wel voorzag. Toeval of niet: Ramlall stierf op precies dezelfde dag als de Creoolse dichter Michaël Slory. Net als Ramlall was Slory 83 jaar en ongetrouwd. ‘Alleen gingen de gedichten van Slory wel heel vaak over politiek’, aldus Ans van den Bosch-de Greef. Ramlalls dood kwam volgens haar niet onverwacht. Hij was op. Zelf zat hij er niet mee. Hij was zeker van reïncarnatie om zijn goede werk voort te zetten.
Peter de Waard