Rechter wijst invrijheidsstellingsverzoek onderwijzeres af

Advocaat Irene Lalji heeft kantonrechter Cynthia Valstein-Montor na haar uitgebreide pleidooi gevraagd om de vrijheidsbeneming van haar cliënt S.E., een onderwijzeres, te willen opschorten c.q. op te heffen. Zij wordt ervan verdacht ontucht te hebben gepleegd met haar leerlinge. Tegen het verzoek van de raadsvrouw had de vervolging geen bezwaar. De magistraat echter achtte dat er nog ernstige bezwaren overeind staan en wees het verzoek van de advocaat af. Op 14 januari wordt de behandeling voortgezet.
“Moeder heeft niets gezien, vermoeden is geen bewijs”
In het pleidooi gaf de Lalji te kennen dat op 4 mei 2018 de moeder van het slachtoffer haar dochter betrapt heeft op het schrijven van een brief. De advocaat benadrukte dat de aangifte is begonnen op 4 mei. Eerder was er geen aangifte gedaan zoals door de moeder wordt beweerd. “De moeder heeft namelijk pas op 4 mei aangifte gedaan van een situatie, die zij naar haar zeggen op 2 mei zou hebben ervaren. Pas na twee dagen stapt zij naar de politie. Op de zitting van 13 augustus verklaarde de moeder dat zij op 2 mei om drie uur thuis kwam. Zij zag niemand op het balkon en riep haar dochter. Opmerkelijk voor haar was dat zij haar dochter zag komen zonder BH.” De advocaat vraagt zich af hoe ze dit heeft gezien door de kleding heen. Zij heeft haar dochter een paar meppen gegeven en gevraagd waarmee zij bezig was. Zij vroeg gelijk daarna waar de verdachte S.E. was. Zij was op dat moment op toilet. Met betrekking tot dit gedeelte kan er geen bewijs worden geput. Volgens de advocaat heeft de moeder niets gezien en kan aldus op geen enkele wijze een getuigenis geven met betrekking tot hetgeen in de dagvaarding staat. Het enige wat uit haar verklaring is komen vast te staan, is dat zij het vermoeden heeft dat haar dochter lesbisch is. Zij werd hysterisch toen zij de auto van de verdachte zag en haar dochter niet op het balkon zag.
De advocaat vroeg waarom de moeder in paniek raakte toen ze haar dochter niet zag, wanneer zij als moeder wist dat haar dochter niet lesbisch is. ‘Als je weet dat je dochter op jongens valt, waarom raak je dan in paniek?’
De geaardheid van verdachte S.E. is bekend bij de moeder. Maar de moeder zegt dat haar dochter geen lesbisch is en dat weet ze. “Als de verdachte S.E. een man was, en je komt thuis en je ziet je dochter niet dan schrik je je rot. Dat is begrijpelijk. Maar in dit geval? Waar was de paniek voor nodig als je weet dat je dochter niet lesbisch is? De verdachte kwam buiten en zag een gillende moeder. De reactie van verdachte op dat moment is begrijpelijk, ze raakt verward van wat ze aantreft, terwijl ze simpel naar het toilet was om haar maandverband te wisselen. De verdachte zegt aan de moeder dat er niets is gebeurd, maar de razende hysterische moeder wil maar niet luisteren. Feit is dat de moeder op 2 mei geen aangifte heeft gedaan omdat zij geen bewijs had.”
In de strafeis van de officier wordt de aangifte van de moeder als bewijs genoemd. “Ik heb u hiermede aangetoond dat de moeder haar verklaring geen bewijs kan opleveren voor hetgeen ten laste is gelegd, omdat immers deze getuige niets heeft waargenomen en slechts dingen heeft vermoed. Bovendien is er ook geen steunbewijs. Vermoeden is geen bewijs en kan haar verklaring niet als bewijsmiddel gehanteerd worden”, stelt Lalji.
Slachtoffer had invloed en overwicht op verdachte
Het tweede bewijsmiddel dat de officier hanteerde, is de verklaring van het slachtoffer. Het slachtoffer was op 2 mei, 15½ jaar oud. Nog 6 maanden en zij zou 16 jaar worden, benadrukte de advocaat. Uit de app-berichten blijkt dat zij de verdachte op een wijze spreekt dat zij invloed en overwicht heeft op de verdachte. Een van die berichten is “ga die kaolo ring halen”. “Ga die mpp ring halen want politie gaat je vragen.”
Politie mag geen conclusie trekken in een onderzoek
De officier hanteert ook als bewijs het proces-verbaal van 22 mei van agent van politie C. en verwijst naar de conclusie. De officier concludeert hieruit dat de betrokkenen een liefdes- en seksuele relatie met elkaar onderhielden en dat deze liefdesrelatie blijkt uit de zichtbaar gemaakte foto’s in de afzonderlijke telefoons en vordert de officier de verbeurdverklaring van de telefoons. De verdediging stelt dat er geen verbeurdverklaring van de mobiele telefoon gevorderd kan worden, omdat immers geen enkel strafbaar feit met het toestel is gepleegd. Hetgeen ten laste is gelegd, blijkt niet uit de mobiele telefoon en is de gevorderde verbeurdverklaring aldus onrechtmatig. Volgens de advocaat mag een politieman geen conclusies trekken. Een politieman moet een onderzoek doen, zonder enige conclusie te trekken. En deze politieman heeft zelfs een onjuiste conclusie getrokken. Hij komt ook nog verkondigen dat de betrokkenen geslachtsgemeenschap met elkaar hebben gehad. Dit is volgens de advocaat onzin. Het slachtoffer en verdachte zeggen dat zij nooit geslachtsgemeenschap met elkaar hebben gehad.
Telefoon slachtoffer had 129 pornografische foto’s
Uit het onderzoek blijkt dat in het toestel van het slachtoffer 129 pornografische getinte foto’s zijn aangetroffen en 29 pornografische foto’s en 4 intieme c.q. schaars geklede foto’s. Op geen van deze foto’s is de verdachte, benadrukte de advocaat. ‘De schaars geklede foto’s zijn van het slachtoffer zelf. Wat kunnen wij hieruit concluderen: niets anders, dan dat wij een jongedame van haast 16 jaar hebben, die met seks en pornografie bezig is. Niets verkeerd aan, maar toont wel aan dat we niet spreken hier over iemand die niets van wanten weet.’
Sprake van telefonische vrijage, geen ontucht
‘De advocaat betoogde dat het enige wat uit deze sms-berichten kan worden gehaald, is een vrijage, een flirt via de telefoon. De verdachte staat niet terecht voor het flirten aan de telefoon via de sms-berichten. Dat het niet ethisch is in de verhouding leerkracht en leerling is een ander punt van discussie, die hier niet op zijn plaats is in de rechtszaal. Hier moet nagegaan worden of hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, bewezen is met wettige bewijsmiddelen, uit verschillende bronnen.’
Onderwijzeres ontkent ontucht ten stelligste
Bovendien ontkent de verdachte het feit. Zij verklaarde inderdaad dat zij die sms-berichten niet had moeten zenden, dat was niet correct, maar zij verklaart verder dat zij geen ontucht heeft gepleegd met het slachtoffer. Volgens de verdachte heeft vanaf het prille begin de moeder en het slachtoffer een andere wending gegeven aan de situatie en dat hetgeen haar ten laste is gelegd niet de waarheid is. De advocaat merkte op dat er sprake is van één tegen één verklaring. Verder is de verdediging het niet eens met hetgeen de officier stelt, namelijk dat er voldaan is aan de regel van het bewijsminimum.
Eén tegen één verklaring levert geen bewijs
‘De rechtsregel in zedendelicten, dat een aangifte bij een zedenzaak voldoende steun moet vinden in ander steunbewijs kan ik erkennen, maar dat steunbewijs moet uit een andere bron komen. En in dit geval, hebben wij de verklaring van het slachtoffer. De verklaring van de moeder is geen steunbewijs, want de moeder verklaart zelf dat ze niets heeft waargenomen.’ De advocaat heeft aan het eind van haar pleidooi aan de rechter gevraagd om de vrijheidsbeneming van haar cliënt te willen opschorten c.q. op te heffen. De rechter heeft negatief beslist. Op 14 januari wordt de zaak voortgezet.
Saskia Bandhan

error: Kopiëren mag niet!