“De directeur van Staatsolie verkoopt gebakken lucht aan het Surinaamse publiek.” Dit stelt ingenieur Richard Kalloe tegenover Dagblad Suriname. Suriname heeft volgens Kalloe voorlopig niets aan de bespiegelingen over eventuele geweldige olievondsten op het continentaal plateau. “Immers, als we nagaan wat er gebeurd is met de opbrengsten uit de goudsector en uit de petroleumsector, dan zien we dat die opbrengsten slechts tijdelijk een schijnwelvaart tot stand hebben gebracht. Slechts de politieke elite, althans wanneer zij aan de macht zijn, genieten van hoge lonen en andere voordelen die zij zichzelf hebben toebedacht, terwijl de meerderheid van de samenleving zit met een koopkracht op een zeer laag niveau”, meent Kalloe.
Dit is naar zijn oordeel niet verwonderlijk. Suriname heeft volgens hem een politieke elite die niet veel verschilt van die in Venezuela en die in andere derdewereldlanden. Venezuela beschikt over de op een na grootste aardoliereserves, maar de meerderheid van de bevolking wil liever niet in Venezuela wonen. Er is een schaarste aan het zowat alles, waarbij de belangrijkste is schaarste aan werk waarmee men de basisbehoeften als huisvesting, voedsel, onderwijs en veiligheid kan realiseren. Voor de jaren ’70 van de vorige eeuw liep Zuid-Amerika voor qua ontwikkeling in vergelijking met Zuidoost-Azië. Het was een periode waarbij de export van grondstoffen redelijke inkomsten bracht. Maar de grondstoffenmarkt is niet zo lucratief meer, omdat andere grondstofrijke landen over zijn gegaan tot industrialisatie. Dat wil zeggen dat zij waarde toevoegen aan de grondstoffen middels verdere verwerking tot consumentenproducten. “De rijke landen zijn niet rijk geworden via de roof van koloniën alleen, maar vooral door de verdere verwerking van de grondstoffen uit de koloniën. Het meest pregnante geval is van de vernietiging van de katoensector in India om ruw katoen te brengen naar Engeland om het daar te verwerken tot textielproducten en deze weer terug te exporteren naar de wereldmarkten ook in de koloniën. Terwijl India de uitvinder van het spinnenwiel en van het weefgetouw is. Zuid-Amerika is met uitzondering van Chili, Colombia en Costa Rica het voorbeeld van landen die er niet in geslaagd zijn om succesvol te industrialiseren. Het zijn grotendeels exporteurs van grondstoffen gebleven”, zegt Kalloe.
De industrie in een land als Brazilië produceert grotendeels voor de lokale markt. In de academische wereld is het een feit dat het politiek leiderschap in deze landen het niveau ontbeert om een geslaagde industrialisatie mogelijk te maken. Suriname heeft goud, vis, hout et cetera, maar deze worden niet verwerkt tot consumentenproducten voor de internationale markt. Integendeel blijven wij grondstoffen exporteren, en de toegevoegde waarde wordt gerealiseerd in het buitenland. “Daarom worden zij rijker en wij armer. Oorzaak ligt in het feit dat ons kiesstelsel, onze grondwet en ons regeersysteem ervoor zorgt dat een man voor ons denkt en de beslissingen neemt. De rest van de samenleving telt niet mee, een perfect stamhoofdsysteem. In de ogen van onze politici is de begroting niet voor ontwikkeling van het land maar voor consumptie, corruptie en patronage. Sinds het jaar 2000 is er circa 10 miljard Amerikaanse dollars verdiend door onze overheid en niets daarvan is geïnvesteerd om de exportverdiencapaciteit van het land te verhogen. Het multipliereffect van Staatsolie voor de economie van Suriname beperkt zich tot een geringe bijdrage aan de nationale begroting, terwijl sinds de bouw van de staatsolieraffinaderij de samenleving via prijssubsidie Staatsolie subsidieert. Dus eigenlijk is de bijdrage van staatsolie per saldo negatief. De gerealiseerde toegevoegde waarde bedraagt niet meer dan 8-9%”, stelt Kalloe.
Als Suriname op basis van goedkope energie, kabelgebonden energie, welke dus niet te smokkelen is, haar economie zou diversifiëren en elk van de nieuwe sectoren een toegevoegde waarde van 5% zou creëren, zouden ze het land per saldo 25% toegevoegde waarde realiseren. Dat is driemaal meer dan de bijdrage van Staatsolie. Hier is dus het effect van industrialisatie op de economische ontwikkeling. Het ontwikkelingsbeleid is de basis van het industriebeleid en die op haar beurt is de basis voor het energiebeleid, en voor andere sectoren zoals onderwijs om adequaat kader op te leiden waaraan behoefte zal zijn.
“Ons politiek kader inclusief ons politiek leiderschap moet daarom geschoold worden, ideologisch en technisch economisch in hoe economische ontwikkeling te bewerkstelligen in tegenstelling tot de conventionele wijze van uitkoopverkoop van de grondstoffen. Want uitverkoop van grondstoffen gaat ons niet verder brengen dan Timboektoe en Haïti”, aldus Kalloe.
Kavish Ganesh