De minister van Financiën heeft tegengesproken wat gesteld is door een bekende voormalige bankdirecteur. Deze stelde dat er sprake is van monetaire financiering de afgelopen jaren via de leningen die de regering bij de banken nam. De bankdirecteur stelde dat de grote leningen van de overheid, die over het algemeen gebruikt werden om tekorten te dekken, ‘een vorm van monetaire financiering is’. De minister van Financiën is het niet eens met deze uitspraken en spreekt van kwader trouw. De minister heeft aan dat er in de economische wetenschappen een vaste betekenis is gegeven aan monetaire financiering en dat de uitleg van de bankdirecteur daarmee niet correspondeert. Volgens de minister is monetaire financiering het scheppen van geld zonder dat er een dekking daarvoor bestaat. Met het lenen van geld wordt geen geld geschapen, maar gaat het om geschapen geld. Geld kan namelijk niet twee keer worden geschapen. De Centrale Bank is opvallend stil met betrekking tot deze uitspraak gedaan door een scheidende bankdirecteur. Monetaire financiering wordt gezien als een grote zonde in de financiële wereld in Suriname. Het wordt gezien als een grote oorzaak van calamiteiten en escalatie in de financiële wereld. Daarom zijn de Centrale Bank en de minister van Financiën op 25 april 2016 een memorandum of understanding met elkaar aangegaan om overeen te komen dat ze niet zullen meewerken aan monetaire financiering. Dit document bestaat uit 4 artikelen. Partijen komen in dit document overeen dat vanaf de datum van ondertekening van het memorandum, er geen verdere monetaire financiering aan de Staat, overheidsinstanties en staatsbedrijven zal plaatsvinden. Monetaire financiering is dus een manier van financieren van uitgaven. In de overeenkomst werd verwezen naar o.a. de Bankwet 19S6 en de Wet op de Staatsschuld. In het document wordt een definitie gehanteerd van monetaire financiering, waarin enkele situaties worden beschreven als de definitie. Ten eerste wordt in de definitie genoemd elke vorm van financiering, die in “een netto debet positie” van de werkrekeningen van de Staat bij de CBvS resulteert”. Ten tweede wordt genoemd elke vorm van financiering die resulteert in het financieren van het (of een) overheidstekort door het vestigen van kortlopende schulden. Ten derde is oom monetaire financiering, de financiering in de vorm van langlopende schulden of enige vorm van kredietverlening door de CBvS aan regionale, lokale overheden, andere organen van de publieke sector (gezamenlijk aangeduid als “overheidsinstanties”) en staatsbedrijven. Dat zijn Financiën en CBvS met elkaar overeengekomen. Ten vierde is ook monetaire financiering, de uitgifte van garanties door de CBvS voor rekening van de Staat, overheidsinstanties of staatsbedrijven, de aankoop door de CBvS van schatkistpapier of andere schuldinstrumenten uitgegeven door een van de ‘overheidsinstanties’ of staatsbedrijven op de primaire markt. De partijen zijn overeengekomen dat de MoU van kracht blijft, totdat de Bankwet van 1956 is gewijzigd, waarbij de mogelijkheid van monetaire financiering/kredietverlening aan de Staat wordt beëindigd. Verder is gereld dat de aankoop van schatkistpapier of andere schuldinstrumenten uitgegeven door de Staat op de secundaire markt niet door de Bank mag worden gebruikt om de beperking van de aankopen van voornoemde schuldbewijzen op de primaire markt te omzeilen. Verder is ten vijfde aangegeven in het document dat elke achterstand op de rente of aflossing van de bestaande schuld van de Staat bij de CBvS wordt beschouwd als nieuwe monetaire financiering. In de MoU is een voorbehoud gemaakt voor de IMF-lening die niet doorging en ‘liquiditeitsvoorziening’ door de CBvS aan kredietinstellingen waarvan de Staat aandeelhouder is, “mits het arrangement van deze liquiditeitsvoorziening dezelfde eisen stelt als die waaraan particuliere kredietinstellingen zijn onderworpen en wordt uitgevoerd conform de bepalingen van de Bankwet 1956, die handhaving van de financiële stabiliteit en het voeren van monetair beleid ten doel hebben”. Een vrij technisch document dus met een vrij uitgebreide beschrijvende definitie van monetaire financiering en twee voorbehouden om lopende zaken niet te dwarsbomen. De vraag rijst nu of de eenvoudige uitleg, die door de minister van Financiën op de staatsradio is gegeven, wel strookt met de MoU, die getekend is tussen hem en de CBvS-governor ten aanzien van het stopzetten van de monetaire financiering. De vraag rijst ook of de uitspraken van de scheidende bankdirecteur van Hakrinbank te maken hebben met financiële/monetaire handelingen van voor 25 april 2016 of daarna. Verder moet wel geconstateerd worden dat er enkele vormen van financiering, waarbij geen geld wordt gedrukt in de MoU wel zijn genoemd als vormen van monetaire financiering. Daarbij lijkt het dat de scheidende bankdirecteur geen ongelijk heeft. Ondertussen is hij door de minister van Financiën verweten van kwader trouw en is als oorzaak aangehaald het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst van de directeur. In elk geval is het vanwege de MoU duidelijk dat de uitspraak van de scheidende bankdirecteur meer vergt dan een populaire korte uitleg die door de minister op de staatsradio is gegeven. Daarnaar wordt uitgekeken.