De majoor van politie, Kenneth H., die reeds door de kantonrechter tot een jaar is veroordeeld, had verzet tegen het vonnis getekend. Deze zaak stond gisteren op de rol. Echter vond de behandeling geen voortgang. Dit omdat het Openbaar Miniserie geen dagvaarding aan de verdachte heeft kunnen uitreiken. De verdachte is immers onvindbaar. Bij zulke gevallen moet de zaak binnen twee maanden wederom op de rol worden geplaatst. In deze is het de officier van justitie niet gelukt om de verdachte te dagvaarden. Van de deurwaarder begreep de rechter dat de parketwacht enkele dagen voor de zitting thuis bij de verdachte zijn geweest. Van een huisgenoot begreep de deurwaarder dat de verdachte met onbekende bestemming van huis is gegaan. Hij heeft wel telefonisch contact met zijn familie. Echter belt hij anoniem. Dit aangehoord te hebben gaf de rechter te kennen dat zij zonder dagvaarding geen zaak heeft. Zij laat alles over aan het Openbaar Miniserie. Het OM moet kijken hoe verder te handelen. Zij moest immers ervoor gezorgd hebben dat de verdachte tijdig voor de zitting gedagvaard werd. 12 Augustus is het precies twee maanden en dan is de termijn verstreken. Het OM kan wel een openbare dagvaarding doen. Maar daaraan is er ook een bepaalde termijn gekoppeld. Het bevel tot gevangenneming is nog niet uitgevoerd, kennelijk omdat het vonnis nog niet is betekend aan de veroordeelde. De betreffende politieman werd op 8 juni 2012 door de kantonrechter schuldig bevonden aan verduistering. Tijdens de behandelingen van deze zaak was de politieman nooit aanwezig op de zitting. Hij werd op 28 maart 2012 door de rechter-commissaris voorlopig in vrijheid gesteld. De wetsdienaar heeft bijkans een maand in voorarrest gezeten. De rechter had naast het vonnis, de majoor voor een periode van 2 jaar uit zijn ambt gezet. Ook gelastte de magistraat zijn gevangenneming. Kenneth wordt ervan beschuldigd dat hij op 19 februari van dit jaar US$ 2.900 heeft gestolen uit de tas van een verdachte. Op de bewuste dag deed een Chinese winkelier aangifte van diefstal uit zijn winkel. De winkelier vertelde de politie dat hij US$ 10.500 kwijt was. Hij vermoedde dat één van zijn werkneemsters, B., het geld had gestolen. De majoor en agent S.B. onderzochten deze zaak. Echter had de majoor de aangifte niet opgenomen. De werkneemster ging overstag en bekende uiteindelijk de diefstal. Ze had daadwerkelijk US$ 10.500 ontvreemd en had daaruit US$ 200 gebruikt. Op weg naar het bureau merkte collega S.B. dat de majoor zich vreemd gedroeg. In de woning van de werkneemster stelde S.B. voor om het geld, dat in een tas was bewaard, te tellen. De majoor vond het niet nodig. Hij gaf S.B. de opdracht om samen met de dame naar buiten te lopen. Op het bureau aangekomen, bleef S.B. de majoor gadeslaan. Op een gegeven moment zag hij hem biljetten uit zijn hemdzakje halen en in een schrijfboek stoppen. De majoor verliet daarna zijn bureau. S.B. rapporteerde dit geval direct aan een inspecteur. Onderzoek ter plekke wees uit dat hij US$ 200 in de lade had. Later werd ontdekt dat er geen US$ 10.300 in de tas van verdachte B. zat; een telling leverde een nettobedrag op van US$ 7.400. Er ontbrak dus US$ 2.900. De majoor ontkent het feit.