Dollarisatie van Suriname is een onderwerp dat bij devaluatie en inflatie steeds de kop opsteekt. Dollariseren betekent in dit geval het vervangen van de eigen srd door de Amerikaanse dollar (usd) als wettig betaalmiddel. Mocht dit gebeuren dan bepalen de Amerikaanse centrale banken het monetair beleid van Suriname. Suriname verliest dan een stukje onafhankelijkheid en behoudt dan als enige symbolen van onafhankelijkheid de vlag, het volkslied en het vliegen op vertrouwde maar verlieslijdende en vaak vertraagde vleugels. Daartegenover krijgt Suriname wel een betrouwbare munt die iedereen in de wereld graag in handen wil hebben en die niet van de ene dag op andere devalueert en de prijzen omhoog jaagt. De Centrale Bank van Suriname (CBvS) kan dan ook worden opgedoekt, wat misschien niet eens zo erg zou zijn: er is dan geen bank meer die door populistische politici geplunderd kan worden. Dollarisatie heeft voordelen en nadelen. Het antwoord op de vraag of dollarisatie goed zou zijn voor Suriname laat ik over aan deskundige economen. Een ding is wel duidelijk: dollarisatie is geen wonderolie. Alles is gedoemd te mislukken zonder goed bestuur.
Informeel zijn politici al ‘gedollariseerd’. Politiek is al lang geen erezaak meer. Het zit zo. In 1975 heeft Nederland een intacte staat achtergelaten, zeg maar een huis met een goed fundament dat verder kon worden opgebouwd. Maar de staatsopbouw is niet gelukt. Miljarden ontwikkelingshulp, miljarden inkomsten uit de bauxiet-, olie- en goudsector, dure consultants en externe deskundigen, zijn in Suriname gepompt. Ondanks alle inspanningen is Suriname in de ogen van de internationale gemeenschap een risicovol en lastig land om zaken mee te doen. Soms lijken de inspanningen Suriname even te verheffen, maar dan komt steeds weer een groep aan de macht, die de crisis rekt en verdiept. Voor staatsopbouw is Venezuela, het land dat door Suriname wordt gefeliciteerd, niet het goede voorbeeld. In Venezuela vluchten hoogopgeleide mensen het land uit. Suriname kan liever een voorbeeld nemen aan landen als Singapore en Mauritius. Die landen weten wel het handeltje te draaien.
Wie in Suriname iets wil opbouwen moet rekening houden met de volksaard. De drijvende kracht is familie- en vriendjespolitiek. Kennis is niet alles, wie je kent is alles. In een bruya, dyugudyugu, rommelig, ongeregeld land als Suriname is dit het enige werkzame mechanisme. De politiek in Suriname is dus dorpspolitiek, met als basis persoonlijke verwantschap, het verlenen van gunsten, beloning en trouw. Suriname is een verzameling familie- en vriendennetwerken. De afzonderlijke netwerken zijn sterk, maar het geheel is fragiel. Het geheel is te zwak om familieruzies (lees: politieke problemen) op te lossen of om een land goed te besturen en een nationale begroting evenwichtig te beheren. Daarom is het voor internationale instituten (IMF, Wereldbank, Islamic Development Bank) heel moeilijk om buitenlandse steun te bieden, omdat Suriname zaken niet op de juiste manier weet aan te pakken. Een recent voorbeeld is de bouw van een nieuw Academisch Medisch Centrum, dat zo lullig is aangepakt; een staaltje van onbekwaamheid om iets in het algemeen belang te verwezenlijken.
In de dorpspolitiek mag het opperhoofd de hulpgelden en minerale opbrengsten besteden. Hij verdeelt gunsten aan familie en vrienden in ruil voor rust en loyaliteit. Omdat de staatsinstituten zwak zijn gaat de verdeling van middelen via dit mechanisme van vriendjespolitiek en is iedereen genoodzaakt om voor bescherming of gunsten aan te kloppen bij het opperhoofd of een van zijn kapiteins. Dat is de enige manier waarop men op een redelijke behandeling kan rekenen. En zo versterkt de vriendjespolitiek de vriendjespolitiek. Om opperhoofd (lees: president) te worden moet je veel kabaal maken, een dikke huid hebben en bedreven zijn in de vriendjespolitiek. En je moet een uitstekende politieke handelaar zijn, dat wil zeggen je moet het vermogen hebben om in te schatten hoeveel geld – geld van de staat! – je iemand moet aanbieden om zijn loyaliteit te kopen. Ter illustratie het volgende voorbeeld. De voormalige governor van de CBvS kreeg van de president een aanbod dat hij niet kon weigeren: 18 duizend euro per maand. Zijn loyaliteit aan de president is net zo groot gebleken als het bedrag. De CBvS was geen onafhankelijke toezichthouder meer. Politici konden ongeremd geld uitgeven en veel meer dan er binnenkwam. Ook de bankreserves werden geplunderd met als gevolg een scherpe devaluatie direct gevolgd door een sterke inflatie.
In de vriendjespolitiek wordt de prijs van loyaliteit in euro’s of usd’s berekend. Politiek is handel geworden. Politici hebben geen vertrouwen in de srd en hebben liever usd’s of euro’s op een binnen- of buitenlandse spaarrekening, want niemand buiten Suriname wil srd’s hebben. Deze ‘dollarisatie’ geldt ook de persoonlijke betalingen die worden geëist als tekengeld (bij overheidsopdrachten, goudconcessies). De prijsonderhandelingen gebeuren achter gesloten deuren. Een schoolvoorbeeld uit de recent geschiedenis is de bouw van twee bruggen over de Suriname rivier. De aanbesteding was vals spel. Er is smeergeld ontvangen in vreemde valuta en dat geld is gestald op een buitenlandse bankrekening, buiten het zicht van de belastingdienst, en ook buiten het zicht van de nationale jaarrekeningen, zodat dit tevens illustreert hoe in de statistieken het inkomen van de politieke elite en hun loyalisten flink wordt onderschat. Zulke handelingen ondermijnen de stabiliteit van Suriname. Ook het leveren van stemmen bij de verkiezingen in ruil voor hoge posities, vergunningen of grondrechten is een instrument bij onderhandelingen in de vriendjespolitiek. Het politieke heerschap kan ook personen of groepen de middelen onthouden om tegen een zo laag mogelijke prijs toch hun steun af te dwingen.
In Suriname wordt gelukkig geen geweld meer gebruikt als instrument om iets af te dwingen in de politiek. Geweld is wel gebruikt in de jaren 1980. Maar het gevaar is niet verdwenen. In 2016 gebruikte de regering artikel 148 van de grondwet om op bevel de rechtszaak tegen de hoofdverdachte (thans president) te stoppen. Er werd gedreigd met geweld door de aanhang van de president als de rechtszaak niet zou worden stopgezet. Soms dreigt Suriname af te glijden naar het niveau van bepaalde Afrikaanse landen waar geweld een gebruikelijk instrument is om politieke meningsverschillen op te lossen.
Om in tijden van economische crisis te blijven betalen voor loyaliteit en ondersteuning, kan een heerser op de volgende manieren reageren: plundering van de natuurlijke hulpbronnen (door de politici zelf of door loyalisten die daarvoor toestemming krijgen, bijvoorbeeld goudconcessies en grondrechten), oplopende schulden, verkoop van staatsaandelen en -eigendommen (tegen weggeefprijzen aan vrienden) of hogere belastingen. Deze regering heeft eerder al een paar van deze reacties laten zien. Een andere reactie is om sommige profiteurs uit het zadel te gooien, omdat ze een te hoge prijs eisen voor hun ondersteuning, bijvoorbeeld de NDP die de PL uit de regering zet in 2014 of de samenwerking met ABOP opzegt in 2015, omdat de steun niet langer nodig is. De gedumpte partijen mogen dan boos worden, maar het doel was bereikt en die partijen pasten niet meer in de strategie van de NDP. Partijen kunnen ook worden vervangen door rivalen (HVB en BEP) in het kader van verdeel en heers en verdunnen en verzwakken van de tegenstander. En voor 2020 lijkt de jacht geopend te zijn op de Hindostaanse stem.
Op de politieke markt wordt loyaliteit gekocht en verkocht. Materiele beloning is de kern van de vriendjespolitiek. Symbolische beloningen zoals titels en decoratie met lintjes worden ook gebruikt om loyaliteit en stemmen te winnen. Maar wat het meest telt is geld. Voor de verkiezingen van 2015 is ongeremd geld uitgegeven door de regering. Voor de verkiezingen van 2020 zal het nog erger worden, omdat de geloofwaardigheid en de populariteit van de grootste politieke partij is afgenomen en bijgevolg zal tegen die tijd kort en krachtig veel geld in de samenleving worden gepompt om stemmen te kopen.
Vriendjespolitiek is de echte politiek in Suriname. Niemand kan eromheen. Wie niet meedoet kan de politiek vaarwel zeggen. En omdat vriendjespolitiek de kern van de politiek is, zijn in principe alle politici min of meer ‘corrupt’. Maar het meest corrupt en ‘gedollariseerd’ zijn ogenschijnlijk de politici van de huidige coalitie. Misschien is dit de reden dat de anti-corruptiewet niet wordt getekend door de president. Want wie zal het doelwit zijn van de kruistocht tegen corruptie? De kruistocht tegen corruptie is tot nog toe een instrument van misleiding en manipulatie gebleken en is zelf verworden tot een oefening in corruptie.
De internationale gemeenschap dwingt Suriname tot ‘good governance’. Het Nederlandse Openbaar Ministerie heeft recent beslag gelegd op 19 miljoen euro die door de Centrale Bank van Suriname naar Nederland was gestuurd. Is dit een kwestie van witwasserij, pesterij of beide? Hoe het ook zij, ‘dollarisatie’ van politici en zwakke instituten blijven obstakels om Suriname goed te ordenen.
D. Balraadjsing