Er is geld ter beschikking voor Suriname, maar de regering laat die middelen links liggen omdat het geen plannen heeft. Dit is nu bekend bij enkele mensen en die hebben het tot hun missie gemaakt om ‘dingen te doen’ met dat geld, ‘want toch wil de Surinaamse regering het niet’. En uiteraard zal een deel van de miljoenen ergens blijven hangen bij projectmanagement units en consultants. Er zijn deskundigen in Suriname die interessant willen doen en overkomen door allerlei ontwikkelingen die van de grond komen, soms na 50 of 60 jaar praten, toch af te kraken. ‘In Suriname zijn we niet zover, het gaat niet werken in Suriname’, zegt men dan om interessant te doen. Men doet die uitspraken zonder het gehoor informatie voor te houden over de landen die op ons lijken. Zo is er een meneer in Suriname, die zendtijd krijgt op de staatsradio, die verkondigt dat Suriname geen landbouwproducten moet of kan exporteren, maar dat Suriname liever landbouwkennis moet ontwikkelen en exporteren. Deze deskundige met een Nederlandse tongval geeft aan dat er landen zijn die veel efficiënter dan Suriname produceren en dat wij dus niet moeten proberen om efficiënter te produceren, omdat het ons per definitie niet zal lukken. Waarom wij niet efficiënt in bulk kunnen produceren en exporteren legt de man niet uit. Deze man geeft dus aan dat het voedselschuur-idee niet uit te voeren is. Zo zijn er vele deskundigen die Suriname vertellen wat Suriname niet kan en niet moet doen. Vijf argumenten die vaak worden gebruikt om Suriname af te raden te streven naar landbouwexport zijn gebrek aan grootschaligheid, gebrek aan kennis en management, gebrek aan afzet, gebrek aan overheidsondersteuning en hoge lonen. Geen van de 5 argumenten zijn valide om een land als Suriname af te raden om te gaan richting export. De lonen zouden in Suriname hoog liggen zeggen deskundigen, maar dat is niet waar. Er wordt vaak gewezen naar China. Het minimumloon in China is 11 yuan (11 x 0,16 USD) per uur, dat is ruim 2 maal hoger dan in Suriname. Bij schaalgrootte gaat het om de aanpak en dat hangt van de ondernemers af. Landbouwkader is aanwezig in Suriname, er is een Faculteit Technologische Wetenschappen richting Agrarische Productie, eventueel kan dit met ingehuurd kader worden ingevuld. Er zijn bedrijven die op kleine schaal landbouwproducten exporteren, dus het is heus niet zo dat Suriname het niet kan. Rijst en bananen worden op groter schaal geëxporteerd. Er zijn opties voor deze bedrijven om efficiënter te zijn zodat de productiekosten automatisch omlaag gaan, maar deskundigen willen daarover niet praten. Zij willen liever dat alles sluit. Het is waar dat de Surinaamse regering landbouw niet onder de noemer ‘subsidie’ subsidieert, maar er zijn in het verleden gelden terug gegeven aan de boeren. De boeren zelf komen niet met voorstellen, maar laten het helemaal aan de regering over hoe ze over de brug moeten komen. In deze virtuele en digitale tijd is het ook mogelijk dat ondernemers zelf hun afzetmarkten zoeken en uiteraard gaat het e.e.a. misschien iets sneller als ambassades bedrijven ontvankelijk maken voor Surinaamse voorstellen. Nederland, België en Amerika hebben omvangrijke Surinaamse diaspora, waar Surinamers hun ‘etnische producten’ die alleen in Suriname worden geproduceerd, kunnen afzetten. De Surinaamse diaspora blijft verlangen naar Surinaamse producten, dat maakt het leven in het buitenland dat kil en koud kan zijn, toch draaglijker. We moeten wel beseffen dat exporteren mogelijk is om inkomsten te verwerven, niet om in de top 3 van exporterende landen te komen. Dus het is onfatsoenlijk als deskundigen verkondigen dat export van landbouwproducten de moeite niet waard is, omdat het al gebeurt. Aan de andere kant heeft de meneer ook niet direct kunnen verduidelijken hoe Suriname landbouwkennis moet exporteren. We zouden daarbij kunnen denken aan het uitzenden van landbouwkader naar landbouwlanden, waardoor ‘revenues’ die deze werkers overmaken, in Suriname wordt ontvangen. Maar we denken ook aan het verkopen van geheime landbouwformules en nieuwe landbouwtechnieken en –technologie aan andere landen of aan bedrijven. Dat betekent dat er grootschalige ‘research en development’ bedrijven worden opgezet als commerciële bedrijven, waar de hele tijd alleen maar onderzoek plaatsvindt en bijvoorbeeld nieuwe (bestendige) rassen voor de tropen, de subtropen en de koude streken wordt uitgevonden, waardoor een bijdrage wordt geleverd aan de voedselzekerheid in de wereld. Zo een bedrijf draait dan puur op basis van kennis en heeft enkele professoren en PHd’s in dienst die leiding geven aan de core business van het bedrijf. De vraag rijst of dit als een vervanging kan dienen van de wens om landbouwproducten te exporteren. Hoeveel werkgelegenheid kan hierdoor gecreëerd worden? En inderdaad moet hier wel de vraag gesteld worden of dit een sector kan worden die de export van landbouwproducten kan vervangen, in termen van bijdrage aan het BBP, werkgelegenheid en spin-off die landbouwbedrijven realiseren. Dat er ook aan ontwikkeling van landbouwkennis moet worden gedaan is buiten kijf, maar we vinden het wel sterk als men beweert dat het een het ander moet vervangen. Daarvoor zou je namelijk meerdere universiteiten en professoren voor nodig hebben en niet 1 landbouwingenieur. En daarbij ook nog bezig zijn met woningbouw en nog andere zaken, lijkt ons wel te sterk. Terwijl mensen ons vertellen wat we kunnen en wat niet, opteren ze om in aanmerking te komen voor miljoenen dollars aan grants en leningen, omdat ze met mooi Nederlands de regering zover krijgen om ideeën te ondersteunen en mee te tekenen. Wat gebeurt er met dit geld? Moet er geen verantwoording worden afgelegd wat er gebeurt met geld dat men met overheidsondersteuning aantrekt? Draait het allemaal om het geld dat Suriname kan aantrekken in ACP-EU- en twinning-verband? We komen hierop weer terug.