Strafrecht

Zouden er veel burgers zijn die buitengewoon enthousiast zijn over de beoefening van het recht in zijn algemeen en het strafrecht in het bijzonder? De vraag stellen lijkt hem beantwoorden. Vanwaar die algemene onvrede?
Het recht dient tot ordening van menselijke samenlevingen. Op het eiland van de eenzame Robinson Crusoe was het overbodig. Dat veranderde toen metgezel Friday ten tonele verscheen. Toen ontstonden er allerlei betrekkingen tussen de twee mannen. In grotere gemeenschappen is het recht onmisbaar willen die samenlevingen niet ontsporen en uiteindelijk ten onder gaan. De leden van die gemeenschappen hebben als het ware een ‘sociaal contract’ met elkaar gesloten met regels voor het vreedzaam samenleven. Zij hebben afgesproken zich aan die regels te houden en overtredingen te doen sanctioneren door een door hen aangewezen overheid. Maar het recht – en speciaal het strafrecht – zoals wij dat vandaag de dag zien is op nogal wat onderdelen van dat ideaal afgedwaald. Een paar springen eruit.
Elke samenleving kent individuen die niet van plan zijn zich te conformeren aan de regels die de samenlevingen hebben opgesteld. Zij trekken zich van gebod of verbod niets aan. De samenleving zal deze mensen om te beginnen tijdelijk uitsluiten van de gemeenschap. Veranderen de dwarsliggers na die tijdelijke uitsluiting hun houding niet dan zal het overgrote deel van de burgers vinden dat zij, ter bescherming en behoud van een geordende samenleving, daaruit blijvend verwijderd moeten worden. Er is immers geen enkele reden het belang van een individu dat lak heeft aan recht en moraal boven dat van een rechtvaardige en geordende samenleving te stellen.
Maar de rechtsbeoefening zoals die in de loop der jaren geworden is laat een heel ander beeld zien. De ‘rechtswetenschap’ (de vraag is of iets dat uitsluitend normatief en niet-kwantificeerbaar is wel wetenschap in eigenlijke zin genoemd mag worden) benadrukt daarentegen de wenselijkheid van terugkeer van de misdadiger in de maatschappij: ‘resocialisatie’ in het jargon. Maar die praktijk heeft de slechtst denkbare staat van dienst zoals we dagelijks in misdaadrubrieken van de krant zien. Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat criminaliteit voor een belangrijk deel een genetische oorsprong heeft: een argument temeer tegen die ‘resocialisatie’ en vóór blijvende verwijdering uit de samenleving zoals in het geval van zware (levens)delicten.
En waarom zou verwijdering uit de samenleving niet mogen van ‘minder toerekeningsvatbare’ criminelen ? Voor het leidend principe van de bescherming van de samenleving is de geestesgesteldheid van de crimineel immers irrelevant. In tal van landen is sprake van een verregaande ‘versofting’ van het strafrecht als gevolg van de inbreng daarin van psychologen en psychiaters die vaak gretig willen aantonen dat de crimineel op het moment van het delict ‘zichzelf even niet helemaal in de hand had’. Ook de schrijnende gevolgen van de ‘resocialisatie’ van psychopaten kunnen we dagelijks volgen in de media. Voor deze categorie zijn er overigens uitstekende alternatieven als men de cel niet passend vindt.
Vooral de strafrechtsadvocatuur laat vaak geen middel onbenut om de loop van het recht te ondermijnen. Mazen in de wet worden op slinkse manier gezocht en gevonden om evidente criminelen hun straf te doen ontlopen. Dat is overigens niet zo moeilijk: geen enkele regel en geen enkele wet is totaal waterdicht. Het is mensenwerk en geen enkele wetgevingsambtenaar kan ook maar bij benadering de talloze trucs en constructies verzinnen die bijvoorbeeld financieel malverserende criminelen in staat stellen medeburgers op te lichten of belasting te ontduiken. Door meestal op het randje te balanceren weten hun advocaten hen niet zelden buiten schot te houden. De meest ergerlijke praktijk vinden de meeste burgers het advies van strafrechtsadvocaten aan hun cliënten zich op hun ‘zwijgrecht’ te beroepen met als onzinnig argument dat een verdachte niet kan worden verplicht mee te werken aan zijn eigen veroordeling. Het ‘zwijgrecht’ lijkt wel bedacht om het recht in zijn loop te frustreren.
Het opereren van de strafrechtsadvocatuur in haar huidige vorm doet de vraag rijzen of zij überhaupt in een behoefte voorziet of slechts belemmerend werkt voor een rechtvaardige rechtsgang. Bijvoorbeeld als de aanklager (het Openbaar Ministerie) een evenwichtige aanklacht zou voorbereiden waarin eventuele verzachtende omstandigheden zijn ingecalculeerd. Omstandigheden die de rechter kan meewegen in zijn oordeel.
Als gevolg van het uitgangspunt in de juristerij dat er ‘onomstotelijk en waterdicht’ bewijs moet zijn voor een veroordeling gaan veel criminelen ten onrechte vrijuit. Maar evenmin als er wetten en regels bestaan zonder mazen is absoluut bewijs een fictie. Legio zijn dan ook de gevallen waarin rechercheurs na intensief en gedegen speurwerk zwaar gefrustreerd raakten wanneer de rechter oordeelde dat nog één of twee procent van het bewijs ontbrak en de verdachte vervolgens op vrije voeten stelde.
Het is in een rechtssysteem van eminent belang dat niet onschuldigen in de gevangenis belanden. Maar van minstens even groot belang is ter bescherming van de samenleving de opsporing en vervolging van misdrijven. In de vaak weekhartige rechtssystemen van de Westerse wereld blijkt de balans veel te veel naar het eerste doorgeslagen, zullen vele burgers oordelen.
Een beroep op verjaring van een misdrijf wordt door juristen vaak wordt ingeroepen in het belang van de rechtszekerheid. Afgezien van het feit dat het instituut van verjaring de spot drijft met het rechtvaardigheidsgevoel van velen is het met de moderne op DNA-profielen gebaseerde opsporingstechnieken ronduit ridicuul geworden. Tal van opnieuw uit de ijskast gehaalde ‘cold cases’ hebben laten zien dat ook na zeer lange tijd met behulp van DNA-monsters – soms zelfs van verre verwanten – ernstige misdrijven konden worden opgelost en de daders ervan ingesloten.
Mijn rechtenopleiding volgde ik in de jaren zestig van de vorige eeuw aan de Universiteit van Amsterdam. Wat opviel was het vaak armzalige niveau van de jongens en meisjes in de collegebanken aan de Oudemanhuispoort. Je had vaak de indruk dat ze hun studie hadden gekozen omdat iets anders hen te moeilijk leek. Vanzelfsprekend met de gebruikelijke uitzonderingen zoals een student die later nog Minister van Justitie zou worden en een na zijn studie gewiekste strafpleiter van Surinaamse origine – optredend in bijna elke talkshow op de Hollandse TV.
Saillant was ook de vaak klakkeloze acceptatie van de in Latijnse frasen verpakte onzin vanaf de katheder. Zoals het ‘Ne bis in idem’ – niemand mag twee maal voor hetzelfde feit worden vervolgd. Of ‘nullum crimen nulla poene sine praevia lege poenali’ – geen misdaad en geen straf zonder voorafgaande bepaling daarover in de wet. De moderne crimineel met zijn geavanceerde digitale en gecomputeriseerde aanpak schatert het vandaag de dag uit bij zoveel naïeve wereldvreemdheid !
Voor het recht zou in plaats van een universitaire studie, compleet met filosofie en Romeins recht, veel passender zijn een vooral praktijkgerichte opleiding en een zware selectie ‘aan de poort’. Bijvoorbeeld een vooropleiding met minimaal wiskunde-B, natuurkunde, scheikunde en biologie in het vakkenpakket ! Gerechtelijke dwalingen worden immers vaak veroorzaakt door het niet of nauwelijks kunnen vatten door rechters van adviezen van deskundigen uit de bèta-disciplines.
Anton van den Broek (jurist/bioloog)

error: Kopiëren mag niet!