De storm aan kritiek op de lage slagingspercentages is gaan liggen. Over ruim twee weken begint het nieuwe schooljaar. De samenleving kijkt reikhalzend uit naar de maatregelen die het Minowc heeft genomen/zal nemen om zulke bedroevende examenresultaten te voorkomen. Volgens critici en analisten zijn de belangrijkste oorzaken van de slechte resultaten:
1. De acties van de leerkrachten
2. Gebrek aan middelen
3. Groot deel van de jeugd is niet goed gefocust
4. Overheid investeert weinig in onderwijs
5. Zorgleerlingen krijgen niet de nodige begeleiding
6. Verslaving leerlingen aan de smartphone
7. Slechte thuissituatie
Standpunt regering
President Bouterse zei dat de regering geen andere keuze heeft dan nu te starten met een fundamentele vernieuwing van het onderwijs in het hele land. Minister Peneux zei dat er een evaluatie/grondig onderzoek moet komen om na te gaan wat er gedaan moet worden om betere landelijke resultaten te krijgen in de toekomst.
Voorwaarden voor goed onderwijs
Voor goed onderwijs zijn er een aantal voorzieningen noodzakelijk, zoals:
1. Meerjaren onderwijsbeleid
2. Voldoende en bekwame leerkrachten
3. Onderwijs op maat ( juiste zorg aan zorgleerlingen )
4. Leerlingvolgsysteem
5. Begeleiding van leerkrachten
6. Periodieke training van leerkrachten
7. Goede werkomstandigheden voor leerkrachten
8. Voldoende leermiddelen
9. Betrouwbare toetsen ( repetities, so’s en examens )
10. Goed functionerend inspectie apparaat
11. Nauwe betrokkenheid ouders
12. Periodieke evaluaties onderwijsresultaten
Haalbare maatregelen nieuwe schooljaar
Tientallen jaren heeft ons onderwijs, innovatief gezien, stilgestaan. Het is onmogelijk om in het nieuwe schooljaar alles aan te pakken. Onderwijsvernieuwing zal daarom gefaseerd moeten plaatsvinden. De overheid zou een haalbaarheidsprogramma voor het nieuwe schooljaar moeten opstellen. De gebieden die zonder veel geld en inspanning in het schooljaar 2017- 2018 kunnen worden aangepakt zijn:
1. Samenstelling schoolteam. Het examenresultaat van een school wordt mede bepaald door de kwaliteit van het schoolteam. Veel leerkrachten op voj en vosscholen hebben weinig ervaring en zijn beperkt bevoegd. Een school met veel ervaren, bekwame en bevoegde leerkrachten zal hoogstwaarschijnlijk betere resultaten boeken. Voorkomen moet worden dat bepaalde scholen veel jonge, onervaren leerkrachten krijgen. Er zou een evenwichtige verdeling/spreiding van bevoegde en ervaren leerkrachten over de scholen moeten komen. Voorkomen moet worden dat er op een school 70 % van de leerkrachten onervaren is en op een andere school slechts 25 % onervaren is.
2. Clusterscholen. Een discrepantie van 1,7 punten tussen so- en examencijfer vindt de onderwijsminister te veel. Een verschil van 1 tot 2 punten lijkt mij normaal, want een schoolonderzoek gaat over veel minder leerstof dan het eindexamen. Maar uit diverse onderzoeken, die ik heb gedaan naar proefwerken ( so’s ) van muloscholen, blijkt dat er grote verschillen zijn in kwaliteit, niveau en hoeveelheid vragen/opgaven van so toetsen op diverse muloscholen. De so toetsen van bepaalde muloscholen zijn van veel lager niveau dan van andere muloscholen. De middelbare scholen omzeilen dit door een uniforme so toets te geven. Het Minowc zou dit systeem of een variant ervan op de muloscholen moeten invoeren: clusters van 5 of meer muloscholen. Alle scholen van een cluster maken hetzelfde so werk, dat wordt opgesteld en vastgesteld door minstens 5 vakleerkrachten, hetgeen de kwaliteit van de toets ontzettend ten goede komt. In de jaren 80 van de vorige eeuw heeft Nickerie ervaring opgedaan met clusteren van muloscholen. Het systeem werkte uitstekend.
3. Toetsmatrijs. Toetsen voor schoolonderzoeken op muloscholen worden niet opgesteld aan de hand van een toetsmatrijs. Dat is vergelijkbaar met het bouwen van een groot gebouw zonder een bouwtekening. Het is onverantwoord om een toets op te stellen zonder een toetsmatrijs. Het Minowc zou van alle muloscholen moeten eisen om schoolonderzoeken op te stellen aan de hand van een toetsmatrijs. Tegelijkertijd zouden alle vakleerkrachten uit de examenklassen een training moeten krijgen in het opstellen van toetsmatrijs. Op de lerarenopleiding is het begrip “toetsmatrijs “ gevallen, maar de toekomstige leerkrachten hebben niet geleerd om een toetsmatrijs op te stellen. Hetzelfde geldt voor de “ Taxonomie van Bloom”. De meeste leerkrachten kennen Bloom als begrip, maar kunnen geen vragen/sommen opstellen op elk der niveaus van Bloom. Omgekeerd kunnen ze van een vraag/som niet zeggen op welk niveau ( kennis, inzicht, toepassing, analyse, synthese, evaluatie ) het is gesteld. Deze leerkrachten kunnen geen goede toetsen ( repetitie, so, examen ) opstellen. Het curriculum van de lerarenopleiding zou op dit punt reeds in het nieuwe schooljaar moeten worden bijgesteld. Op de lerarenopleidingen zouden toekomstige leerkrachten moeten leren toetsmatrijzen te maken en vragen/opgaven op te stellen op elk der niveaus van Bloom.
4. Schoolbegeleiders. Op de mulo en vosscholen werken er veel jonge, onervaren leerkrachten, waarvan velen niet optimaal functioneren. Voor deze leerkrachten zou het Minowc schoolbegeleiders ( geen inspecteurs ) moeten aanstellen. Voor elk vak tenminste een schoolbegeleider, die de scholen langsgaat en in de klassen gaat observeren en hulp bieden.
5. Lerarenopleiding. Het opleidings- en beroepsprofiel van toekomstige leerkrachten sluiten niet goed aan op elkaar. De studenten lopen wel stage en krijgen algemene- en vakdidactiek, maar de praktijk eist van hen ook andere vaardigheden. Op de lerarenopleiding leren studenten niet hoe zij een toets met het daarbij behorende gedetailleerde correctiemodel moeten opstellen en hoe zij een gemaakte repetitie moeten nakijken. De invloeden van slecht opgestelde repetities, beknopt correctiemodel en slordig nakijken zijn heel groot: 3 punten op het eindcijfer; veel meer dan de discrepantie van 1,7 punten tussen so cijfer en eindexamencijfers waarover de onderwijsbaas het heeft. Deze invloeden heb ik drie keren onderzocht en elke keer kwam ik op hetzelfde resultaat. Ook op dit punt zou het curriculum van de lerarenopleidingen met onmiddellijke ingang moeten worden bijgesteld: toekomstige leerkrachten moeten leren proefwerken op te stellen, met puntenwaardering en een gedetailleerd correctiemodel.
6. Gecommitteerden. Voor een objectieve bepaling van de eindcijfers worden bij de eindexamens voj en vos gecommitteerden aangesteld: het examenwerk wordt door de vakleerkracht en gecommitteerde nagekeken. Op zich een goed systeem, maar de praktijk wijst in sommige gevallen anders uit: veel gecommitteerden zijn onervaren leerkrachten en mensen uit het bedrijfsleven; deze gecommitteerden beheersen de fijne kneepjes van nakijken/cijfer toekennen niet. In Nederland stelt men ervaren leerkrachten van de ene school als gecommitteerden aan op een andere school. Dit systeem kan men in Suriname reeds in het komend schooljaar invoeren.
7. Slecht presterende scholen. Scholen die in de afgelopen jaren slechte resultaten hebben geboekt, zouden vanaf het begin moeten worden gevolgd en begeleid. Voorts zou er moeten worden overwogen om de schoolleiding te vervangen en de samenstelling van het team te wijzigen: ervaren en bekwame leerkrachten zoveel mogelijk verdelen over diverse scholen.
8. Leerlingvolgsysteem. Scholen doen haast niets voor en met slecht presterende leerlingen. Als docent doe je iedere dag weer je best om leerlingen iets bij te brengen. Daarom is het noodzakelijk om te weten waar ze staan. Wat gaat goed en wat kan beter? Het volgen van een leerling maakt groei inzichtelijk. Zo weet je waar je in jouw klas de accenten kunt leggen. Via het leerlingvolgsysteem (LVS) krijgt de leraar en de schoolleiding zicht op de studievoortgang van een leerling, ook op het niveau van een klas en de school. Als bv een leerling, of een hele klas of de hele school slecht heeft gewerkt met natuurkunde, dan kan met die kennis de school op leerling-, klas- en schoolniveau adequate maatregelen nemen. Met een LVS kunnen zwakke leerlingen/ schakels snel worden getraceerd; zodoende kan er op tijd adequate hulp, vaak in de vorm van extra oefenstof/begeleiding, worden geboden.
Naar mijn mening kunnen/moeten bovenstaande maatregelen in het nieuwe schooljaar zonder meer genomen worden. Andere zorggebieden waarmee ons onderwijs te kampen heeft, zullen nader onderzocht moeten worden. Die onderzoeken kunnen niet in een paar weken worden afgerond. In enkele gevallen kunnen eindfase studenten van Adek en IOL worden ingezet ( afstudeer opdracht ) onder professionele begeleiding. Onze inspecteurs zijn niet opgeleid om statistisch didactische onderzoeken te doen. Daarvoor zijn professionals nodig.
JACK MOHANLAL