Vrijdag werd wereldwijd bekend dat Guyana de tweede keer de jackpot heeft geraakt. In de maritieme zone van dit land is voor de tweede keer een bijzondere oliereserve ontdekt, waarmee het land heel duidelijk op de geologie- en petroleumkaart van de wereld werd gezet. Er wordt voorspeld dat dit land op het wereldniveau een grote aardolie- en gasspeler aan het worden is. Tegelijkertijd wordt nog steeds gesproken over het olierijke ‘Guyana-Suriname basin’, een potentiele olieveld dat de territoriale wateren van Guyana, Suriname en Frans-Guyana (Frankrijk) omvat en gelijkenissen vertoond met olierijke maritieme zones bij West Afrika. In geologische kringen wordt met stelligheid beweerd dat er olie voor onze kust ligt, in Guyana is twee keer aardolie ontdekt, de vraag rijst waarom Suriname steeds nul op het rekest krijgt. Die vraag drukt te meer daar ook voor de kust van Frans-Guyana olie is ontdekt. Er zijn burgers die argwanend naar de ontwikkelingen kijken vooral met het oog op een potentiële grootschalige verhuizing van ondernemers en schaarse technische kader naar het buurland. Waarom vinden wij geen olie voor onze kust? Het antwoord van deze vreemde ontwikkeling kan heel verrassend zijn en te maken hebben met corruptie in de internationale en nu ook nationale ‘corporate world’ die maar al te graag soortgenoten en handlangers kan vinden in een land als Suriname. In de nog lucratieve mijnbouw heeft de locale ‘corparate greed’ (commerciële niets ontziende hebzucht en gierigheid) officieel zijn intrede gedaan. Dat is te zien in de zeer dubieuze onderhandelingen die door een obscure en kennelijk incompetente onderhandelingscommissie is gevoerd in het geval van Suralco. In DNA is kamerbreed afkeuring uitgesproken hierover. Die tentakels van corporate greed van eigen bodem hebben zich, vooral in de tweede ronde van dit regiem, zwaar vastgeklampt aan de middelen en bronnen van dit land. De corruptie zet zich nu voort vanuit de malafide deel van het bedrijfsleven, de regering is nu weer chantabel. Chantage komt nu niet van politieke partners (z.a. in de NF-periode), maar van individuele financiers. De wijze waarop de kwestie Suralco is afgehandeld, is overheerst door belangenverstrengeling waarbij individuele belangen van een persoon (die commissies betaalt aan enkelen) een rol spelen. De oppositie levert geen openlijke kritiek en noemt de namen van de betrokken bloedzuigers niet, omdat men mee wil profiteren in 2020 en misschien deze financiers die voor winst zo de oversteek doen. De oppositie wil geen onomkeerbare ruzies, dat is niet handig voor 2020. De meer financieel afhankelijke burger wil ook geen namen noemen. Men is bang om in deze tijd van krapte op de arbeidsmarkt, banen te verliezen door rancune, zowel in de publieke als in de private sector. Dit regiem is een gewoonte van voorspelbare rancune aan het opbouwen, waarbij men geen acht slaat op wet en recht. Ook bedrijven/ondernemers zijn bang om de naam van de betrokken perso(o)n(en) te noemen, men is bang om sponsoring en businessdeals mis te lopen. In de wandelgangen worden de namen wel genoemd, maar er is geen systeem in Suriname waar men ongestraft democratische rechten ten volle kan uitoefenen. De manier waarop de zaak van de Suralco is afgehandeld en de wijze waarop Staatsolie de afgelopen periode is gerund – met een heleboel niet weersproken verdachtmakingen over corruptie in het topmanagement – mede tegen de achtergrond van de verruwing van de corruptie in en rondom de regering (waarbij gerefereerd wordt aan de corruptieperceptie-index van Transparency International), doen allemaal vermoeden dat het vooralsnog erop lijkt dat het niet vinden van olie voor onze kust mogelijk te maken heeft met een complot en het belang van enkelen die nu enorm belangrijk zijn geworden. In het kleine Suriname gonst het van de geruchten. Er is in DNA vaker gesproken over een ‘black hole’ waarin al het geld dat het land ‘binnenkomt’ – of het nou eigen verdiensten zijn, grants of leningen – verdwijnt. Er is een hard gerucht dat er individuen zijn die op persoonlijke titel de regering redden van een afgang met hun privékapitaal. De situatie zou nu zijn dat met privékapitaal het staatshuishouden (af en toe) wordt gerund. Degenen die dit eigen kapitaal ter beschikking stellen en de regering op cruciale momenten behoeden van een afgang, kunnen bij de politieke top alles maken en breken. Deze personen hebben een enorme macht en staan boven alle ministers en zelfs de regering. Waarom mocht de NH-minister niet bemoeien met Suralco? Dat heeft met het bovenstaande te maken. Door privékapitaal in het staatshuishouden te mengen – en ons huishouden is relatief kleinschalig – zijn enkelen eigenaar geworden van de regering en het land. Deze mannen zwaaien met de scepter. Het feit dat de economie van Suriname kwakkelt en niet van de grond kan komen, het feit dat bedrijven duizenden banen kunnen creëren maar toch niet de kans krijgen en verdwijnen, heeft te maken met de grip van enkelen die hun privékapitaal in de staatshuishouding hebben vermengd en daarmee mede-eigenaar zijn van Suriname dat zij als een plantage beschouwen. Er is olie voor de kust van Suriname, maar we gaan het niet vinden door een complot van de nieuwe eigenaren van de plantage Suriname. We houden het op deze verklaring, totdat het tegendeel is bewezen. Intussen vestigen we onze hoop op een ‘ayurvedische boom’ in Suriname!!!