Suriname lijkt al decennia (wellicht fotenti yari) in een situatie van culturele bloedarmoede te verkeren. Wie de moeite neemt het imposante werk van Michiel van Kempen: Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur, ter hand te nemen, zal merken dat er in het verleden een bloeiperiode is geweest van onder andere theaterstukken, waarbij het eens zo roemruchte theatergezelschap Thalia een voorhoederol heeft gespeeld.
Sinds het verbreken van de banden met de Sticusa lijkt het alsof het Surinaamse theatergebeuren een klap gekregen heeft, die het nooit te boven gekomen is. Het directoraat Cultuur dat mede in het leven geroepen is om een leidende rol te vervullen bij het stimuleren van het culturele leven in ons land, beschikt niet over de middelen om zijn taak naar behoren te vervullen.
Het valt daarom bijzonder toe te juichen dat er nog personen en organisaties zijn die ondanks de beperkte middelen en het vrijwel geheel ontbreken van subsidies van overheidswege, toch nog proberen het theaterleven in ons land gaande te houden.
Baka fotenti yari is een theaterstuk geschreven door de jonge en eerder op dit gebied niet bekende auteur Diego Lapar, en op de planken gebracht door de organisaties Parea en Artlab.
De première was op 10 december in theater Thalia. Bij de schrijfwedstrijd, die in 2014 door de Clark Accord Foundation was georganiseerd, won Lapar met dit stuk de derde prijs. De auteur heeft zich, blijkens informatie die uit de media gehaald is, door ervaringen uit zijn eigen leven laten leiden. Zelf had hij de repetities niet eerder bijgewoond en zag hij op de première voor het eerst de toneelversie van zijn productie.
Uit zijn reactie bij het in ontvangst nemen van de felicitaties aan het einde van het stuk, bleek duidelijk dat hij moeite had met het bedwingen van zijn emoties.
De thematiek betreft een voor ons land uitermate delicaat onderwerp, namelijk dat van de zgn. LGBT groep (lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders). Niet alleen in Suriname, maar ook in vele andere landen gaat het om een materie die nog in de taboesfeer ligt. In sommige Arabische landen worden de LGBT- activiteiten zelfs met de doodstraf bedreigd. Anderzijds zijn er landen waar elke discriminatie op het gebied van seksuele geaardheid strafbaar is. In sommige landen, bijvoorbeeld Nederland, is een huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht zelfs gelegaliseerd. Suriname heeft echter nog een lange weg te gaan voor het zover is, getuige de discussies die over dit onderwerp in DNA zijn gevoerd.
De meeste kerkgenootschappen in ons land lijken nog weinig tolerant te staan tegenover seksuele betrekkingen tussen personen van hetzelfde geslacht. Ook is het zo dat er nog maar weinigen in ons land zijn die er openlijk voor durven uit te komen dat zij anders geaard zijn dan conventioneel van hen verwacht wordt.
Het door Lapar gekozen onderwerp is daarom actueel en gedurfd. Het vereist moed om te proberen de discussie hierover op gang te brengen. De poging van Lapar mag in ieder geval als geslaagd beschouwd worden, daar in ieder geval voor de première, Thalia geheel uitverkocht was.
Het stuk begint op de dag van de onafhankelijkheid. Dit laatste begrip wordt door de auteur gelijk gesteld met vrijheid. Of dit standpunt juist is, wordt hier in het midden gelaten. Fotenti yari verwijst dus naar 25 november 1975, de dag van Suriname’s onafhankelijkheid. Het drama begint met twee broers die zich op die dag in een auto bevinden op weg naar een bezoek aan het Academisch Ziekenhuis om hun vader, die getroffen is door een hartaanval, te bezoeken. Ze raken betrokken bij een aanrijding, waarbij zij beiden het leven laten. In een andere dimensie komen zij weer tot leven en wel bij de hemelpoort. Daar worden zij ontvangen door een vrouwspersoon die God blijkt te zijn. Ook hiermede doorbreekt Lapar de conventionele gedachte dat God een oude, wijze man moet zijn.
Tot verbazing van beide broers, besluit God de homoseksuele broer toe te laten tot de hemel, terwijl de andere broer bij de hemelpoort zijn lot moet afwachten. Er ontspint zich een dialoog tussen God en de wachtende broer, waarin laatstgenoemde wordt aangesproken over het leed dat hij zijn homo-broeder heeft aangedaan. Het ergste verwijt dat God hem maakt, is dat hij terwijl hij zelf een versluierde homo was, hij eraan heeft meegewerkt dat hun vader zijn homo-zoon uit het huis gejaagd heeft, waardoor die genoodzaakt was zijn lichaam te verkopen om in leven te blijven (homo-zoon: “ik leek wel een mannelijke Maxi Linder”).
Als een ‘deus ex machina’ verschijnt plotseling ook de vader aan de hemelpoort (achteraf zal het blijken dat zijn ontmoeting met God slechts een droom was). De vader mengt zich ook in discussie met God, waarbij hij zijn opvattingen over de verwerpelijkheid van homoseksualiteit verdedigt onder andere met verwijzing naar de heilige geschriften.
God stelt tot ieders verbazing nooit gezegd te hebben dat hij/zij tegen homo’s is. Integendeel geeft God te kennen tegen hetero’s te zijn. Dit omdat zij het zijn die de homo’s ter wereld gebracht hebben om hen vervolgens te beschuldigen van verwerpelijk en onnatuurlijk gedrag.
Het stuk is in eenvoudige en duidelijke taal geschreven, waardoor het toegankelijk is voor een breed publiek en zeker ook de jongeren zal aanspreken.
Men kan zich afvragen of de schuttingtaal die zo af en toe gebezigd wordt echt nodig was. De wijze waarop onder andere de mannelijke anatomie besproken wordt, is wel humoristisch, maar aan de grove kant. Misschien is het juist de bedoeling van de auteur geweest om op deze wijze het publiek te confronteren met de kwalijke wijze waarop homoseksuelen besproken worden. Het is in ieder geval de acteurs gelukt om met hun levendig spel de aandacht van het auditorium gedurende bijna een uur vast te houden. Hoewel het om een serieus stuk gaat, bevat het toch veel humoristische momenten die vele lachsalvo’s bij het publiek teweeg brachten.
Ook regisseur Alida Neslo heeft goed werk verricht.
Al met al kan gezegd worden dat de makers van het stuk met hun maatschappijkritische productie erin geslaagd zijn hun boodschap duidelijk over te brengen:
ook LBGT-ers zijn normale leden van de samenleving, accepteer ze zoals ze zijn;
ze zijn net als wij allemaal, kinderen van dezelfde God.
Carlo Jadnanansing