Shushma Chilar: “Leerprobleem is noch erfelijk noch blijvend”

Shushma Chilar, de nieuwbakken Bachelor in Education in Pedagogiek
Shushma Chilar, de nieuwbakken Bachelor in Education in Pedagogiek
Het Ontwikkelingsplan 2012 – 2016 geeft aan dat onderwijs belangrijk is voor elk individu, omdat het onderwijs kennis, vaardigheden en houdingen bij brengt, die nodig zijn om je in de samenleving te handhaven, jezelf te ontwikkelen en in je levensonderhoud te voorzien. Een belangrijk streven binnen het onderwijsbeleid is om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Ruim 7% van de totale bevolking heeft geen onderwijs genoten en slechts 60% van de kinderen maakt het Gewoon Lager Onderwijs af.
Bovendien benadrukt het meerjarenplan (2002) dat onderwijs een belangrijke bijdrage moet leveren aan de inrichting en verdere ontwikkeling van de samenleving. In de maatschappij is de bekwaamheid bij rekenen en taal een belangrijke basisvaardigheid voor het dagelijks functioneren van mensen. Suriname is een land in ontwikkeling. Bekend is dat onderwijs en het opleidingsniveau van de bevolking belangrijk is in de voortgang van die ontwikkeling. Scholing en onderwijs zal dus in toenemende mate van belang zijn. De leerresultaten van leerlingen moeten hoger worden. Maar niet alle kinderen bezitten de capaciteit om leerstof op dezelfde manier en op dezelfde tempo zich te kunnen toe-eigenen. Het gevaar schuilt in het niet kunnen herkennen van een kind met leerachterstanden. Gelukkig is dit probleem redelijk te ondervangen. Er bestaan meetinstrumenten waarmee leerlingen getoetst kunnen worden op leerachterstanden. Vooral de Temp Toets Reken en Pi- dictee bieden een alternatief aan belanghebbenden om kinderen op een uniforme wijze te kunnen screenen op leerachterstanden.
De Inspectie van Onderwijs heeft in mei 2013 opgegeven dat er 461 kinderen van de totaal 3577 leerlingen leer- en gedragsproblemen hebben en getest zouden moeten worden. Een groot probleem is o.a. dat het onderzoeken van deze leerlingen (psychodiagnostische testen) voor heel Suriname alleen in de hoofdstad Paramaribo kan plaatsvinden. Het gevolg is dat er lange wachttijden zijn, waardoor onderzoekingen stagneren of helemaal niet doorgaan. Het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur kampt met capaciteit- en geldgebrek, terwijl de behoefte om te testen groot is. Het Speciaal Basisonderwijs beschikt niet over een curriculum dat afgestemd is op moeilijk lerende kinderen. Ook is er geen specifieke opleiding voor leerkrachten die deze kinderen onderwijzen.
Met leerproblemen bedoelt men dat bij een leerling de verwerving van de vaardigheden, zoals die op school in een geformaliseerd denkproces behoort plaats te vinden, niet conform de verwachtingen oftewel eisen verloopt. Dus de leerling conformeert zich niet aan het gedeelde klassengedrag en/of zijn kennisverwerving stokt terwijl de klas doorleert (Verheij & van Doom 2008). Een leerprobleem is noch erfelijk, noch blijvend. Leerachterstanden zijn vaak het gevolg van omstandigheden buiten het leren van de schoolse vaardigheden (Bergmans, Valkenborgh e.a. 2011).
Naast de factoren in het kind zelf, ook sociaal- maatschappelijke en emotionele omstandigheden in de samenleving zijn vaak de oorzaken van het in moeilijkheden geraken kind. Vaak ervaart het de kaders waarin het verkeert (het gezin en vooral de school) als spanningsbronnen. Uit tal van nationale en internationale onderzoekingen is gebleken dat in het algemeen leerlingen die er niet toe komen hun schoolloopbaan succesvol af te sluiten, voor een groot deel uit lagere sociaal- economische milieus afkomstig zijn.
Om leerachterstanden aan te geven wordt er gebruikt gemaakt van de DL en gemaakte toetsen. Aan de hand van de gemaakte sommen in een bepaald tempo en goed geschreven woorden geeft de DLE ( didactische leeftijdsequivalent) van een leerling aan.
De didactische leeftijd (DL) is het aantal maanden dat een kind onderwijs heeft gevolgd, vanaf leerjaar drie. Per schooljaar gaat het om tien onderwijsmaanden. Een kind heeft aan het einde van leerjaar vier dus een didactische leeftijd van twintig. Aan de hand van de gemaakte sommen in een bepaald tempo en de opgeschreven woorden van de Pi- dictee door de leerling geeft de DLE van een leerling aan.
De didactische leeftijdsequivalent geeft aan op welk niveau de leerling staat. De DLE staat dus niet voor het aantal schoolmaanden zelf, maar voor het aantal schoolmaanden uitgedrukt in een toets score wat de gemiddelde leerling op dat tijdstip beheerst. Wanneer een leerling uit begin groep acht (DL= 51) een DLE scoort van 35 wil dat zeggen dat zijn prestatie overeenkomt met een gemiddeld leerling uit halverwege leerjaar zes. Deze leerling heeft dan een leerachterstand van zestien maanden ( 51 – 35 = 16).
Er zijn 55 leerlingen getoetst uit leerjaar vier en vijf op de Openbare School te Mariënburg. Uit de resultaten blijkt dat 18 leerlingen een hoge leerachterstand hebben. Verder blijkt ook uit dat de achterstanden op taalgebied het hoogst liggen. Wil je dat deze kinderen hun achterstanden inhalen, moet er individuele hulp aangeboden worden door de lesprogramma’s aan te passen. Verder moet er gebruikt gemaakt worden van een stappenplan, waarbij steeds voorafgaand van een taak de stappen moet doorlopen worden, hoe aan een opdracht gewerkt zal worden. Ook zal er intensief gewerkt moeten worden aan de woordenschat van deze kinderen om de achterstanden op taalgebied te verminderen.

error: Kopiëren mag niet!