Moestadja benadrukt functionaliteit arbeidshistorie voor actualiteiten

Makers van de documentaire “Van Suriname naar Tongar” op bezoek bij het ministerie van Arbeid. V.l.n.r.: Edward Redjopawiro, Ninon Sanramat (gast), Firosh Abdoelaziz (adviseur), minister Soewarto Moestadja, Jakiem Asmowidjojo (maker van de documentaire), Soenarijo Moestadja (beleidsadviseur), Imro Smith (hoofd Voorlichting)
Makers van de documentaire “Van Suriname naar Tongar” op bezoek bij het ministerie van Arbeid. V.l.n.r.: Edward Redjopawiro, Ninon Sanramat (gast), Firosh Abdoelaziz (adviseur), minister Soewarto Moestadja, Jakiem Asmowidjojo (maker van de documentaire), Soenarijo Moestadja (beleidsadviseur), Imro Smith (hoofd Voorlichting)
Minister Soewarto Moestadja van Arbeid heeft Jakiem Asmowidjojo, die de maker is van de documentaire “Van Suriname naar Tongar”, ontvangen voor een toelichting op de film. De documentaire heeft betrekking op een deel van de Surinaamse arbeidshistorie, namelijk het gedeelte waarbij een groep Javaanse contractarbeiders (indentured labor) in 1954 terug ging naar Indonesië, omdat ze ontevreden was over de leef- en werkomstandigheden in Suriname en over de miskenning vanuit het koloniaal bestuur. De contractarbeiders ontbeerden arbeidsbescherming en sociale zekerheid. Hierdoor ontstond het verlangen om terug te keren naar het land van herkomst.
De teruggekeerde contractarbeiders namen hun gezinnen mee. Hun terugreis met de boot hadden ze zelf bekostigd met spaargeld en geleend geld. Het ging om ongeveer 1200 personen. Aanvankelijk zouden ze teruggaan naar hun plaats van herkomst op Java, maar ze moesten uitwijken naar een ander eiland in Indonesië, namelijk West-Sumatra en wel in Tongar. Het gebied is heuvelachtig en bestond toen uit oerwoud. De aangetroffen situatie was bedroevend slecht en was absoluut niet wat men verwacht had bij thuiskomst. De voormalige contractarbeiders kwamen met hun gezinnen tot het besef dat ze van de wal in de sloot terecht waren gekomen. In Suriname konden ze al redelijk in hun bestaan voorzien, hoe marginaal het ook was. Ze zijn echter niet bij de pakken gaan neerzitten, maar begonnen pionierswerk te verrichten. Grond werd geschikt gemaakt voor landbouw en bebouwing. Van begin af hebben ze gewerkt aan een nieuw bestaan. Zo stichtten zo hun eigen dorp en noemde het Kompong Suriname.
Hoe dan ook, ze hebben zich door de jaren heen op Sumatra met veel pijn en moeite ontwikkeld en hun kinderen hebben zich in maatschappelijk opzicht redelijk goed gedijd. Zo blijkt uit de documentaire dat bepaalde van de kinderen die in Suriname zijn geboren het ver hebben geschopt. Eén bekleedde de functie van kolonel bij de marine van Indonesië, een ander was directeur van een staatsbedrijf verantwoordelijk voor het drukken van bankbiljetten en weer een ander heeft zich kunnen opwerken tot eigenaar van een hotel. Enkelen waren in leidinggevende posities bij een gerenommeerde oliemaatschappij. In de documentaire komen onder andere deze personen aan het woord. De geïnterviewde personen hebben nu de leeftijd van boven de 70, maar waren net tieners geworden in Suriname toen hun ouders terugkeerden naar Indonesië. Bepaalde hebben nog heimwee naar Suriname. De documentaire is bedoeld om families en vrienden in Suriname en Indonesië na 6o jaren weer bij elkaar te brengen. De eerste vertoning van de documentaire vond afgelopen week plaats te Palisadeweg in Lelydorp en heeft gezorgd voor ontroering bij vooral de ouderen.
Moestadja is ingenomen met het initiatief van de maker van deze documentaire die in Nederland woont. De inhoud beschouwt hij als een onderdeel van de rijke arbeidsgeschiedenis die ons land kent. Hij vindt dat de Surinaamse geschiedenis, in het bijzonder de arbeidshistorie, moet worden vastgelegd voor de samenleving, opdat er documentatie is waaruit informatie kan worden ontleend met de bedoeling dat actualiteiten en maatschappelijke vraagstukken van de tijd beter begrepen kunnen worden. Om wijs te kunnen worden uit de actualiteiten zal de burger moeten putten uit historische achtergronden. Moestadja verwijst in dit verband naar de huidige arbeidsverhoudingen, arbeidsbescherming en het sociaal zekerheidsstelsel in ons land die gestaag zijn gevorderd sinds de terugkeer van contractarbeiders naar Indonesië. Hij hoopt dat de samenleving eerbied en liefde koestert voor deze instituten, die verder uitgebouwd zullen moeten worden naar een welzijnssamenleving.
Met het visualiseren van de arbeidshistorie denkt hij dat jongeren zich gemakkelijk zullen verdiepen in de ontwikkelingen van de vrije arbeid, sinds de afschaffing van de slavernij in 1863.
Tegen dezelfde achtergrond heeft de minister enkele dagen geleden een fotogalerij, bestaande uit 27 foto’s van gewezen ministers van Arbeid, sinds de instelling van het ministerie in 1971, in gebruik genomen. Het ministerie treft ook voorbereidingen om het historisch pand aan de Wagenwegstraat, het vroegere woonhuis van slavenbazin Elisabeth Samson, de bestemming te geven van een arbeidsmuseum. Thans wordt er gekeken naar mogelijkheden om het pand dat dateert uit de jaren 1700 te restaureren.

error: Kopiëren mag niet!