Het ministerie van LVV is thans bezig zogenaamde oude wetten en regels in de agrosector nader onder de loep te nemen. LVV en op den duur het land Suriname loopt enorme kansen mis door de teelt van vee en kleine herkauwers (geiten, schapen) ongemoeid te laten. Een behoorlijk deel van de bevolking, zelfs in de stad Paramaribo, heeft het nog niet verleerd om schapen en geiten te houden. Voor velen is het nu een pure hobby geworden, omdat het gerichte overheidsbeleid niet penetreert naar de burger die betrokken is. Maar het had even goed anders kunnen zijn, dat burgers er een stukje broodwinning in het veeteeltbedrijf zagen en dat het uiteindelijk meehielp aan de vergroting van de welvaart. Een probleem dat breed speelt in de agrarische sector is dat steeds minder mensen erin geloven dat er fulltime een redelijk bestaan valt op te bouwen met bijvoorbeeld de veeteelt. En dan wordt er gesproken over een schaarste van slachtvee. De regering en met name LVV moet duidelijk en bij herhaling kenbaar maken dat van de burgers wordt verwacht dat ze fulltime het beroep van agrarische ondernemer op zich nemen. Voorbeelden van geslaagde veetelers moeten door het ministerie via de media worden gepresenteerd. Er moeten een paar succesvolle veetelers algemeen bekend zijn bij de burgerij en bij de jongeren vooral. Op dit moment zou met moeite een voorbeeld van een jonge agrarische ondernemer opgenoemd kunnen worden. Op dit vlak is LVV behoorlijk stil, waardoor de vraag rijst of het ministerie zelf wel geloof heeft in het veeteeltbedrijf. Het verklarende antwoord zou wel eens ontkennend kunnen luiden. Met vervangende import is dan de hele sector op gegeven verdwenen en heeft het ministerie voor de korte termijn vanaf dan geen kopzorgen meer op dit gebied. Of het mogelijk is om een fulltime bestaan op te bouwen voor de gemiddelde burgerij, is een vraag die moeilijk te beantwoorden valt. Wel is het zo dat LVV weinig directe beïnvloeding toepast op de kleine boeren en geen beleid heeft om de eens als ‘bermboeren’ aangeduide burgers te versterken. Er wordt verteld dat er eens een tijd was dat boeren beter contact hadden met landbouwdeskundigen. Er zijn nu ICT-mogelijkheden waarmee het contact met de boeren drastisch verbeterd kan worden. Er moeten een paar maatregelen op het praktische niveau worden doorgevoerd. Het ministerie van LVV moet eerst geraken tot een adequate landbouwtelling. In 2008 is de meest recente landbouwcensus gehouden. Op basis van deze gegevens moet het ministerie de groep kleine zelfstandigen helpen om zich te bundelen in productie-entiteiten zoals coöperaties. Het instituut van de coöperatie heeft evenals de stichtingen een wrange smaak in de mond, maar internationaal wordt het nog gezien als een actueel middel om productieve werkgelegenheid te bevorderen. Het is vooral gezien als een middel om jongeren te bundelen. Het coöperatiebeleid is in Suriname verwaterd. De wrange nasmaak heeft vooral te maken met het misbruik dat bestuursleden van coöperaties hebben gemaakt met soms ongeschoolde leden op het gebied van het aanwijzen/toewijzen van grond waarvan het beheer is overgedragen aan het bestuur. Er is zelfs van een coöperatiebestuurslid bekend dat hij het met zijn leven moest bekopen, toen hij een perceel meerdere malen wilde verkopen. Op basis van de censusstatistieken moet nagegaan worden wat de maximale productiecapaciteit van Suriname kan zijn in termen van kwaliteit, kwantiteit en continuïteit. De regering moet op basis daarvan afzetmogelijkheden faciliteren.
Wat hebben de kleiner wordende groep telers van kleine herkauwers en de afbouwende veetelers nodig om volledig betrokken te zijn in de sector. In de eerste plaats gaat het om goed gemanagede productie-eenheden (coöperaties) en sectororganisaties die met de regering moeten communiceren. De regering moet letten op de versterking van deze sectororganisaties en hen erkennen als productiepartners. Daarnaast moeten er scholingsmogelijkheden zijn die de daadwerkelijke bedrijfsvoering niet in het gedrang brengen. Over ziekten en ander advies moet LVV ter beschikking zijn. Er moet constant aanvoer zijn van nieuw fokmateriaal en er moeten laagdrempelige inseminatieprogramma’s beschikbaar zijn voor het veld. En fysiek moet de regering ook dieren importeren die de veestapel kunnen vernieuwen.
Uiteraard is de wetgeving van belang. Nu worden wetten bekeken met betrekking tot de voedselveiligheid. Dat moet ingebed worden in de trainingen. Het punt dat we hierbij weer maken, is dat LVV meer betrokken moet zijn om het boerenbestand in stand te houden. Veel hoeft er niet te gebeuren, omdat er nog genoeg burgers bestaan die veel affiniteit hebben met de teelt. Over een generatie zou dat niet meer het geval kunnen zijn en dan zijn de maatregelen bijna niet door te voeren.