De openbare discussie in DNA met betrekking tot de aanpassing van de terugroepwet verschaft heel goede inzichten in de politieke verhoudingen en de politieke inzichten die er leven in de Surinaamse samenleving. Het verschaft ook inzicht in de wijze waarop men nadenkt over de grondwet. Deze grondwet kwam in 1987 tot stand en werd middels een referendum aangenomen in 1987. In dat jaar werden de eerste politieke verkiezingen gehouden. Deze verkiezingen markeerden de terugkeer naar de democratische samenleving en daarbij is een basisvoorwaarde het bestaan van een grondwet waarin de verhoudingen conform het staats- en administratief recht worden vastgelegd. Het karakter van de staat en de positie van de staatsmachten en de democratische processen alsmede de grondrechten worden in deze grondwet vervat. De grondwet betekende een terugkeer naar een democratische periode en het afwijzen van het militaire regime. Onze grondwet noemt immers als grote historische bedreigingen welke wij hebben doorstaan in volgorde het kolonialisme, de staatsgreep van 25 februari 1980 en buitenlandse overheersing. De Republiek Suriname is een democratische Staat gebaseerd op de soevereiniteit van het volk en op eerbiediging en waarborging van fundamentele rechten en vrijheden, aldus de grondwet. De politieke macht berust bij het volk en wordt uitgeoefend in overeenstemming met de Grondwet. De verantwoordigingsplicht ten opzichte van het volk en controle op het overheidshandelen door organen die daartoe zijn ingesteld en het terugroeprecht ten aanzien van gekozen volksvertegenwoordigers zijn waarborg voor een waarachtige democratie, bepaalt artikel 52 lid 3. Deze bepaling heeft het over het terugroeprecht ten aanzien van gekozen volksvertegenwoordigers, waartoe o.a. DNA-leden behoren.
Deze bepaling geeft aan dat het terugroeprecht een waarborg is voor een waarachtige democratie. Nu is er een interessante poging gaande om dit recht van terugroepen te leggen bij DNA en niet bij de politieke partij die kandidaten stelt. Het terugroepen is in de oude wet noch in het nieuwe wetsvoorstel gedefinieerd, en daarin ligt de kern van de problematiek. Het terugroepen wordt in het volksbewustzijn begrepen als te zijn de handeling waarbij een politieke partij bijvoorbeeld een DNA lid de vertegenwoordigende functie middels een procedure afzet en deze eigenlijk terugzet in de oude hoedanigheid. Het gevoelige van het terugroepen is de reden van terugroepen en hoe deze zich verhoudt tot de beleving van de democratie en de vervulling van de bijzondere rol van volksvertegenwoordiger. Aan de ene kant berust de macht bij het volk en worden de burgers op indirecte wijze vertegenwoordigd door de DNA-leden. Aan de andere kant is er in de grondwet en de staatsstructuur een bijzondere rol weggelegd voor politieke partijen en hebben zij de plicht om zich ideologisch te laten kennen en te onderscheiden volgens de grondwet. Deze ideologische lijn behoort de basis van de verkiezingsuitslag, van politieke allianties in de coalitie en de oppositie en van het functioneren van politici afkomstig uit die partijen bijvoorbeeld in de regering en in het bijzonder het parlement. Interessant wordt het wanneer er een botsing komt tussen het recht van de burger / het volk om adequaat vertegenwoordigd te worden en het recht van ook de politieke partij om middels haar exponenten adequaat conform de partijideologie te functioneren in o.a. DNA. Dat conflict komt bijvoorbeeld wanneer o.a. een parlementarier die afkomstig is van een groene partij een standpunt inneemt om milieuvervuiling te rechtvaardigen ten faveure van burgers die ondernemen. In het algemeen geldt dat dus wanneer een DNA-lid standpunten verdedigt die afkomstig zijn van een deel van de burgerij, maar tegen de partijideologie of het partijprogramma is. Welk recht behoort dan zwaarder te wegen: het recht van die burgers om vertegenwoordigd te worden of het recht van de politieke partij om volgens hun partijideologie te functioneren. In deze is het belang van de politieke partij zwaarder, omdat politieke partijen ook een rol te vervullen hebben. Aan wie komt het terugroeprecht toe? Het woord ‘terug’ duidt erop dat de politieke partij dat recht heeft om terug te roepen. De kunst ligt erin om de beoordeling van de gronden grondig te formuleren, want behoort een politieke partij die tegen de amnestiewet is, een lid na verkiezing terug te kunnen roepen als deze tegen bijvoorbeeld een amnestiewet stemt? Behoort een DNA-lid dat zich wil houden aan de partijideologie en het formele partijprogramma, teruggeroepen te kunnen worden als zijn fractie en partij in DNA ervoor kiest om af te wijken? Heeft het terugroepen iets te maken met kadaverdiscipline? We dachten van niet. Hebben parlementariërs het recht om ongestraft over te lopen en in DNA een andere politieke ideologie zonder consequenties aan te hangen? We dachten niet dat het bevorderlijk is voor de optimale beleving van de democratie dat zulke handelingen zonder consequenties mogen plaatsvinden.