Geestelijke ontwikkeling komt niet aangewaaid

Wie dagelijks de krant doorneemt, wordt voorzien van gegevens en informatie die door betekenisgeving daaraan tot nieuwe of verdiepende inzichten leiden. Wie lessen verzorgt weet wat hij of zij doet: de groep krijgt of hoort een uiteenzetting over hoe iets in elkaar zit, hoe wel of niet te handelen, hoe iets wel of niet moet. De lessen moeten accentueren, toevoegen aan wat reeds bekend is, de geest verrijken. Het persbericht is kwalitatief goed als het stof oplevert tot verder nadenken of tot het leggen van meerdere of andere en betere verbanden. Het college heeft voldaan, wanneer leden van het gehoor na afloop voldoende gemotiveerd zijn om onderling verder in te gaan op wat door de docent is gezegd. Ook om als enkeling of als groep verdere studie of onderzoek te doen over het behandelde onderwerp. “ I’m really confused, but now at a higher level’, zegt de student in groei, die de leerstof soms als lastig ervaart. En dat is nu juist het aantrekkelijke van leerrijke en goed verzorgde colleges. Het universitair onderwijs moet de student transformeren tot onderzoeker, tot de persoon die op zoek moet gaan naar het antwoord op de vragen die de docent of de hoogleraar bij hem of haar door zijn uiteenzetting heeft opgeroepen. De universitaire opleiding is succesvol wanneer zij de gewezen student heeft aangezet tot onderzoek naar achtergronden, naar de waarheid, de werkelijkheid, naar de mogelijkheid of onmogelijkheid der dingen. Dit is niet de output, maar de outcome, zijnde het effect van de studie. De bijdrage van de opleiding, in betekenis opklimmend met het volgen van verdere studie op hoger beroeps- of universitair niveau, moet juist hierop gericht zijn dat afgestudeerden, veel beter dan voorheen, kunnen beseffen waar de begrenzingen van hun kennisgebied liggen, waar zij staan en wat in voorkomende gevallen van hen verwacht wordt in hun sociale interacties. Met diepgang met elkaar van mening verschillen over een bepaalde aangelegenheid wordt bij ons maar al te vaak aangevoeld als ‘aanval’ door de andere. Wij merken trouwens ook hoe zelfs academisch opgeleide personen tekenen van irritatie (op zijn zachtst gezegd!) vertonen wanneer hun gesprekspartner zijn of haar mening niet deelt. Volgt u de politici maar. Een menselijke tekortkoming, is dat wij in onze gesprekken met elkaar eerder vol ongeduld wachten op het moment waarop wij als persoon aan het woord kunnen komen om de spreker van repliek te dienen. Het goed luisteren wordt daaraan dan ondergeschikt gemaakt.
Besturen als vertrouwenskwestie
De minister van Justitie en Politie heeft zich op zeker moment de gramschap van de werkers van de stichting STKM op de hals gehaald door op grond van een aantal indrukken besluiten te nemen die dit toezichthoudende orgaan op het gebied van keuring van voertuigen het verdere functioneren onmogelijk hebben gemaakt. Wat gebeurt vervolgens? Na fikse ruzie ontstaat tussen de bewindspersoon en de topman van de STKM een totaal ander klimaat, nadat de minister informatie kreeg waarvan zij volstrekt geen kennis droeg. De soep was hier klaarblijkelijk te heet gegeten. Dank zij voorkennis omtrent feiten, situaties en omstandigheden leren wij de werkelijkheid beter kennen. Voorkennis met betrekking tot eerder genomen besluiten door de bedrijfsmanager, de departementsdirecteur, de districtscommissaris, de minister of de regeringsleider is mede bepalend voor het vertrouwen dat in deze besluitnemers kan of moet worden gesteld.
Neem als recent voorbeeld de kwestie betreffende de verplaatsing van de ‘Albina taxi- standplaats’ nabij het Veerplein in Paramaribo naar een andere locatie in de hoofdstad. Wie de ontwikkelingen rond deze kwestie goed heeft gevolgd, heeft stellig opgemerkt dat de ontstane spanningen uiteindelijk gebaseerd waren op wantrouwen jegens de overheid. Onwil tot verplaatsing naar een andere locatie was niet langer in de eerste plaats het knelpunt. De taxihouders vertrouwen de overheid waarschijnlijk nog steeds niet. Zij vrezen hun inkomsten straks goeddeels kwijt te kunnen raken. Inconsequent overheidsoptreden in het verleden heeft dit wantrouwen veroorzaakt. Zaken zijn verkeerd gelopen in veel gevallen waarbij onze bemoeizieke, Surinaamse overheid zich opwierp als organisator of probleemoplosser. Zo b.v. de kwestie ‘ operationaliseren cassavefabriek’ en de Naschoolse Opvang. Kan dit alles het gevolg zijn van de keur aan beleidsvoorbereiders die slecht werk afleveren of van ordinaire corruptie? En als dat niet het geval is, kan het dan hieraan liggen dat de beleidsadviseurs op presidentieel en ministerieel niveau niet of onvoldoende bekend zijn met de inbedding van maatschappelijke, politieke en bestuurlijke vraagstukken? Anders gezegd: beseffen deze adviseurs wel hoe de omgevingsfactoren rond een beleidsvraagstuk in elkaar zitten? Wij hebben inmiddels redenen genoeg om daaraan te twijfelen. Elk genomen overheidsbesluit heeft een waardenaspect (b.v. zorgvuldigheid en objectiviteit). Hoe vaak worden wij niet geconfronteerd met het feit dat openbaar bestuurders hun besluiten nemen zonder goede afstemming met belanghebbenden op wie het besluit straks invloed zal hebben? Mogelijke oorzaak: beleidsambtenaren en staatsadviseurs zijn onbekend met de technieken van de krachtenveldanalyse. Let maar op de traditie van verkeerde bestuursbesluiten. Beleidspersonen houden weinig, en soms in het geheel geen rekening met de gevoeligheden die aan hun besluiten kleven. Personen die verdacht worden van fraude, corruptie of verduistering, worden maar al te vaak weken en soms maanden aaneen mentaal kapot gemaakt, terwijl vermoedens of beweringen nog niet objectief zijn vastgesteld. Ondernemers krijgen hier ook hun deel. Als bestuurder omgaan met een gemeenschap op landelijk of lokaal niveau is in belangrijke mate een kwestie van intelligentie, inlevings- en invoelingsvermogen, die deel zijn van het geesteskapitaal van de mens. Een immateriële rijkdom die niet komt aangewaaid.
Stanley Westerborg
Organisatieanalist
[email protected]

error: Kopiëren mag niet!